Isaiah 20
1) Tartan Een van de krijgsoversten in het leger van Sanherib; 2 Kon. 18:17. 2Ki 18.17 2) Asdod kwam, Eertijds ene hoofdstad van een der vijf vorstendommen der Filistijnen; Joz. 13:3, waar de afgod Dagon geerd werd; 1 Sam. 5:2. Jos 13.3 1Sa 5.2 3) Sargon, Hij wordt gemeenlijk Sanherib genoemd, gelijk 2 Kon. 18:13, en elders. 2Ki 18.13 4) het innam; Van het innemen der stad Asdod rekenen enigen de drie jaren, waarvan Jes. 20:3. Isa 20.3 5) door den dienst van Jesaja, Hebreeuws, door de hand van Jesaja; zie Lev. 8:36. Le 8.36 6) Ga heen, Te weten om te prediken of te profeteren. 7) ontbind Hebreeuws, open den zak; men moet een zak, dien men aanheeft, of een kleed, als men het uittrekken zal, eerst openen of ontbinden. 8) den zak Dat is, uw treurkleed, hetwelk, zo het schijnt, de profeet had aangetrokken tot een teken van de ellende, die den Joden en andere natin nakende was; sommigen menen dat het een profetisch kleed is geweest, hetwelk hij gewoonlijk droeg. 9) naakt Dat is, bloot, te weten zonder zak, treurkleed, en zonder schoen. Want geheel naakt te gaan zou oneerbaar en schandelijk zijn. De zin is dat de profeet bloot ging, als een arme slaaf, die gevankelijk weggevoerd wordt, en tot een teken dat den Moren en Egyptenaars zulks was aanstaande, gelijk Jes. 20:4 breder wordt uitgedrukt. Anderen nemen hier het woord naakt voor bloot van zijn profetisch kleed. Zie 1 Sam. 19:24 en de aantekening aldaar. Isa 20.4 1Sa 19.24 10) barrevoets. Of, ontschoeid, zonder kousen of schoenen, zie 2 Sam. 15:30, en Jer. 2:25. 2Sa 15.30 Jer 2.25 11) wandelt, Of, gewandeld heeft. Sommigen nemen dit als een profetisch gezicht, anderen dat het inderdaad alzo geschied is. 12) drie jaren, Dat is, om aan te wijzen hetgeen over of na drie jaren Egypte en Morenland zal overkomen; of om aan te wijzen dat de ellende, die Egypte en Morenland zal treffen, drie jaren duren zal. 13) [tot] een teken Anders: een teken en wonder is over, enz. 14) de koning van Assyrie Te weten Sargon, of Sanherib. 15) voortdrijven Of, wegleiden, of wegvoeren, of heendrijven, of leiden; te weten als een hoop beesten, gelijk het Hebreeuwse woord gebruikt wordt Gen. 31:18; Exod. 3:1; 1 Sam. 30:20 en elders meer. Ge 31.18 Ex 3.1 1Sa 30.20 16) de gevangenen Hebreeuws, de gevangenis. Zie Num. 31:12. En versta hier de gevangen Egyptenaars, die van de slachting zouden overblijven. Nu 31.12 17) de Moren, Hebreeuws, de wegvoering der Moren; dat is, een grote menigte der Moren, die gevankelijk naar Assyri toe zullen gevoerd worden. Hetwelk enigen verstaan van die Moren, die onder het beleid van Thirhaka tegen de Assyrirs ten strijde uitgetrokken waren. 18) den Egyptenaren Of, tot versmaadheid van Egypte; versta hierbij, en van Morenland. 19) zij zullen Te weten de Filistijnen en ook de Joden, die vastelijk hoopten dat de Egyptenaars Sanherib zouden verdrijven. Zie 2 Kon. 18:21. 2Ki 18.21 20) van de Moren, Dat is, vanwege de Moren. 21) op dewelke zij zagen, Hebreeuws, hunne aanschouwing; dit is toevoorzicht; dat is, van welken zij hulp verwachtten en op welken zij zich verlieten. 22) hun roem. Dat is, op wier hulp zij roemden en pochten. 23) van dit eiland Dat is, van dit land; te weten der Filistijnen en der Joden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk en gemeenlijk een eiland, maar het kan hier in zijn eigen betekenis niet genomen worden van alle andere natin, tenzij te dezen aanzien, dat de Joden en Filistijnen afgezonderd waren van alle andere natin gelijk de eilanden van alle andere landen, door de zee, of rivieren afgezonderd worden. Of, de profeet noemt het land der Filistijnen en der Isralieten een eiland, omdat zij van hunne vijanden rondom omsingeld waren, gelijk een eiland rondom in het water ligt en daarvan omsingeld is. Zie wijders Gen. 10:5, en Ps. 72:10. Ge 10.5 Ps 72.10 24) op welken Hebreeuws, onze aanschouwing, enz.; zie Jes. 20:5. Dat is, op welken wij onze ogen geslagen hadden. Isa 20.5 25) van het aangezicht Of, van den koning van Assyri.
Copyright information for
DutKant