Isaiah 58
21) de knopen Dat is, de zware dienstbaarheid uwer broeders, die zichzelven uit armoede aan u verkocht hebben, en die gij onbarmhartig tot zwaren arbeid aandrijft, alsof het vreemde slaven waren, hetwelk God verbiedt, Lev. 25:39. Zie de aantekening aldaar. Le 25.39 22) des juks, Te weten van het juk, of der dienstbaarheid, die gij uwen verarmden broeders oplegt, dezelven onderdrukkende met uw woeker en boze werken. 23) de verpletterden, Of, gebrokenen; dat is, tot verderf, of tot niet gebracht. 24) juk verscheurt? Juk, dat is, zware en onverdragelijke lasten. In n woord, de Heere leert in dit en in Jes. 58:7 dat wanneer men recht en wel vasten zal, zo moet men zich niet alleen onthouden van lichamelijke spijs, maar men moet ook werken des lichts doen. Isa 58.7 25) mededeelt, Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk in twee stukken delen, als wanneer iemand een brood midden doorsneed, en gaf zijnen nooddruftigen broeder de ene helft. 26) verdrevenen De zin is: Die als rebellen uit hun vaderland ten onrechte verdreven zijn. Anders: de ellendigen, bedrukten; te weten door de geweldige heerschappij der groten. 27) een naakte ziet, Dat is, een kwalijk geklede; zie Job 22:6. Job 22.6 28) dekt, Te weten met klederen. 29) voor uw vlees Voor uwen naasten, die enerlei vlees en bloed heeft gelijk gij. Zie de aantekening Neh. 5:5. Ne 5.5 30) niet verbergt? Versta hierbij: maar dat gij door de armoede en ellende uwer broeders u tot barmhartigheid laat bewegen. 31) uw licht Dat is, uw geluk en vreugde. Zie Esth. 8:16, en Job 18:6. Es 8.16 Job 18.6 32) uw gerechtigheid Dat is, de vrucht uwer gerechtigheid, te weten uwe gelukzaligheid, die u de Heere uit genade geven zal. Zie Ps. 24:5. Anderen verstaan hier door de gerechtigheid den Heere Christus zelf, gelijk Jer. 23:6. Ps 24.5 Jer 23.6 33) de heerlijkheid Dat is, de gelukzaligheid, die haar oorsprong heeft in de goedheid en macht des Heeren, die daarmede zijne heerlijkheid te kennen geeft. 34) zal uw achtertocht Hebreeuws, zal u verzamelen. Zie de aantekening Num. 10:25; Jes. 52:12. Nu 10.25 Isa 52.12 35) zal antwoorden; Dat is, Hij zal u verhoren. 36) het juk, Zie boven Jes. 58:6. Isa 58.6 37) het uitsteken Dat is, het dreigen, als gij iemand met den vinger dreigt, of als gij met het opsteken van den vinger of het opheffen van de vuist te kennen geeft het voornemen, dat gij hebt om uw geweld in het werk te stellen. 38) het spreken Te weten als gij uwen naaste scheldt of smaadt. 39) der ongerechtigheid; Of, ondeugd, ijdelheid. 40) uw ziel Of, uwe ziel voortbrengt; dat is, uw hart, uzelven, uw hartelijke goedgunstigheid. De zin is: Zo gij uw hart den hongerige opent, en uit mededogenheid den arme en hongerige zult goeddoen. 41) de bedrukte Dat is, den bedrukten mens. 42) uw licht Versta hier door het licht zegen en welstand. Zie boven Jes. 58:8; gelijk door de duisternis allerlei tegenspoed. Zie de aantekening Gen. 15:12. Isa 58.8 Ge 15.12 43) uw donkerheid Dat is, uwe ellenden en zwarigheden zullen in blijdschap veranderd worden. 44) leiden, Gelijk een herder zijne schapen leidt. 45) in grote droogten, Hebreeuws, in dorrigheden; dat is, in dure tijden en hongersnood. 46) vaardig maken; Of, vet maken, dat is sterken. Zie Spreuk. 15:30. Pr 15.30 47) springader Hebreeuws, uitgangen. 48) ontbreken. Hebreeuws, liegen, dat is, denwelken het nimmermeer aan water ontbreekt, en derhalve niemand tevergeefs komt om daaruit te scheppen of putten; vergelijk Job 6:15, en Job 40:28. Job 6.15 41.9 49) die uit u Hebreeuws, [die uit u], dat is uwe nakomelingen, die uit u zullen geboren worden. 50) de oude Hebreeuws, de woestheden of dorre woeste plaatsen der eeuwigheid; dat is, die plaatsen, die lang woest gelegen hebben, te weten de vervallen huizen binnen Jeruzalem, en wat daaromheen lang vervallen, ongebouwd, verwoest en ledig gelegen heeft; zie Jes. 61:4. Isa 61.4 51) van geslacht tot geslacht Dat is, vele jaren lang. 52) oprichten; Hebreeuws, verwekken, of doen opstaan. 53) Die de bressen Hebreeuws, een verbeteraar der bressen, of der vervallen [muren], een wederbrenger der stegen, dat men [in het land] weder wonen moge. 54) Indien gij Dat is, indien gij uwen voet op den sabbat afhoudt, dat gij niet doet wat u behaagt. Of, om des sabbats wil. 55) [indien] Dat is, zo gij een lust hebt dien naar Gods wil en wet te vieren. 56) opdat de HEERE Anders, den geheiligden [dag] des Heeren, den verheerlijkten. 57) uw wegen Dat is, uw gewoonlijke werken niet doende. 58) uw eigen lust Zie Jes. 58:3. Isa 58.3 59) noch een woord Anders, nog iets spreekt, te weten dat onbillijk of onbetamelijk is, gelijk Jes. 58:9. Isa 58.9 60) Dan zult gij Dat is, dan zult gij zijne goedertierenheid en zegen genieten. 61) Ik zal u doen Dat is, Ik zal u hoog verheffen en eren, gelijk Deut. 32:13. Zie de aantekening aldaar. Anderen nemen het aldus: Gij zult alles wat u zou mogen in den weg liggen en u aan uw welstand schadelijk zijn, overwinnen. De 32.13 62) Ik zal u spijzigen Of, Ik zal u te eten geven de erfenis van uw vader Jakob; dat is, gij zult wonen in het land, dat Ik uwen vader Jakob gegeven heb, waar gij spijs en drank in overvloed hebben zult.
Copyright information for
DutKant