Isaiah 60:2

6) de duisternis zal

Dat is, onwetendheid, of onverstand. Vergelijk Ef. 4:18, en Ef. 5:11; Openb. 16:10. De mensen zijn vol blindheid en onwetendheid, en kennen hunnen God en Heiland niet, tot de Heere hen verlicht.

Eph 4.18 5.11 Re 16.10

7) de aarde bedekken,

Te weten alle inwoners der aarde, en die volken, of al die nati‰n, die in de duisternis hunner onwetendheid blijven steken, verwerpende de genade der predikatie van het heilig Evangelie.

6) donkerheid

Dat is, onwetendheid, of onverstand. Vergelijk Ef. 4:18, en Ef. 5:11; Openb. 16:10. De mensen zijn vol blindheid en onwetendheid, en kennen hunnen God en Heiland niet, tot de Heere hen verlicht.

Eph 4.18 5.11 Re 16.10

7) de volken;

Te weten alle inwoners der aarde, en die volken, of al die nati‰n, die in de duisternis hunner onwetendheid blijven steken, verwerpende de genade der predikatie van het heilig Evangelie.

8) de HEERE

Dat is, de kennis van den Heere Jezus Christus.

9) opgaan,

Als een zon. Zie Ps. 84:12.

Ps 84.11

10) over u

Of, op u verschijnen.

2 Peter 1:19

65) het profetische woord,

Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk. 1:70; Joh. 5:39; Hand. 10:43; Rom. 1:2; 1 Petr. 1:10.

Lu 1.70 Joh 5.39 Ac 10.43 Ro 1.2 1Pe 1.10

66) dat zeer vast is,

Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand. 17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef. 2:20, welke verklaring de eenvoudigste is.

Ac 17.11 Eph 2.20

67) daarop acht hebt,

Of u daaraan houdt.

68) een licht, schijnende

Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk. 6:23; Ps. 19:9, en Ps. 119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid.

Pr 6.23 Ps 19.8 119.105

69) in een duistere plaats,

Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh. 1:5; 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Cor. 13:9, enz.

Joh 1.5 1Co 2.14 Eph 4.17,18 1Co 13.9

70) de dag aanlichte,

Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven.

71) morgenster

Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb. 21:23, en Openb. 22:5,16.

Re 21.23 22.5,16

72) opga in uw harten.

Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.

Copyright information for DutKant