Jeremiah 10:10
29) de Waarheid, Anders: de Heere is waarachtig God; of, [in] waarheid; dat is, waarlijk, waarachtiglijk. 30) levende Die allereigenlijkst gezegd mag worden te leven, als hebbende van eeuwigheid tot eeuwigheid zijn onbegrijpelijk, goddelijk leven en wezen in en van zichzelven, en levendmakende wien en wat Hij wil, als zijnde de fontein en auteur des levens; zie Joh. 5:21,26, enz.; waarom Hij alleen als God behoort gekend en geerd te worden. Joh 5.21,26 31) eeuwig Hebreeuws, Koning der eeuwigheid. Vergelijk 1 Tim. 1:17. 1Ti 1.17
Copyright information for
DutKant