Jeremiah 10:12-16
33) Die de aarde Onze God, dien wij dienen, van wien Jer. 10:10 gesproken is. Jer 10.10 34) bereid Of, bevestigd, gevestigd. 35) stem Versta, den donder, gelijk Ps. 29:3, enz., of Gods bevel, gelijk sommigen. Ps 29.3 36) gedruis Of, veelheid, menigte. 37) hemel, Dat is, de lucht. 38) met den regen, Zie Job 37:11, en Job 38:25; of tot regen, voor den regen. Job 37.11 38.25 39) schatkameren. Zie Job 38:22, en Ps. 135:7. Job 38.22 Ps 135.7 40) Een ieder Versta, alle kunstige werkmeesters der afgodische beelden zij zo dom en onvernuftig geworden als beesten. 41) zodat Of, van, door, of, in, vanwege [hunne] kunst van beelden te maken, waarin zij een groten roem meenden te behalen; vergelijk Rom. 1:22. Ro 1.22 42) gesneden beeld; Of, gegraven. 43) leugen; Of, valsheid; het is enkel bedrog. 44) geest Dat is, adem, geblaas; zie Job 9:18. Job 9.18 45) hen. De gesneden en gegoten beelden. 46) een werk Dat is, enkel verleidend werk. 47) hunner Als God de afgoden en afgodendienaars tezamen zal straffen en verdelgen. 48) deel Alzo noemt zich de Heere, omdat Hij een God, bondgenoot en Heiland, en vervolgens als een onwaardeerlijk erfdeel van zijn volk geworden is in den Messias; wiens mederfgenamen zij zijn; Rom. 8:17; vergelijk Ps. 16:5. Ro 8.17 Ps 16.5 49) die, Te weten afgoden. 50) want Hij is Of, maar. 51) roede Zie Ps. 74:2. Ps 74.2 52) heirscharen Zie 1 Kon. 18:15. 1Ki 18.15Jeremiah 51:20
46) Gij zijt Mij Gods woorden tot den Babylonir. Anderen verstaan dit als een aanspraak aan den koning Cyrus, die de Babylonirs zou overweldigen, en zetten (het) over Jer. 51:24: en ik zal, enz. Jer 51.24 47) voorhamer, Of, drijfhamer; versta, zulk een hamer Gods, die alles, zelfs de rotsstenen, in stukken en te morzel slaat; vergelijk boven Jer. 23:29. De gelijkenis [gelijk blijkt uit het volgende], is genomen van de krijgslieden, bijzonderlijk van de curassiers, die hunne vuisthamers of heirhamers plegen te hebben, om de ijzeren wapens daarmede door te houwen en te verbreken, en den vijand neder te vellen. Jer 23.29 48) krijgswapenen; Of, gereedschap, instrumenten; dat is, gij zult een instrument en roede zijn van mijn toorn en rechtvaardig oordeel over vele volken. 49) zal Ik volken in stukken slaan, Hier spreekt God met eigenlijke woorden, te weten in den toekomenden tijd, en niet in den verleden tijd, gelijk anderszins profetischerwijze in deze voorzegging veel geschiedt.
Copyright information for
DutKant