Jeremiah 25:22

38) koningen van Tyrus,

Den enen voor, den anderen na; of, allen regenten, oversten, of overrijken machtigen kooplieden en inwoners, die zich als koningen gedroegen. Zie Jes. 23:8, onder Jer. 47:4, en voorts Joz. 19:29.

Isa 23.8 Jer 47.4 Jos 19.29

39) eilanden,

Hebreeuws, des eilands. Zie Ps. 72:10. Anders: de omtrek, die aan de overvaart van de zee is. Vergelijk onder Jer. 49:23.

Ps 72.10 Jer 49.23

Jeremiah 47:4

12) om aan Tyrus en Sidon

Anders, om met, of nevens Tyrus [Hebreeuws, Tsor], en Sidon, allen overgeblevenen helper uit te roeien. Vergelijk boven Jer. 25:22, en Jer. 27:3; Ezech. 26, Ezech. 27, Ezech. 28; en zie van deze beide steden Gen. 10:15; Joz. 19:29. Hebreeuws, allen overgeblevene die helpt.

Jer 25.22 27.3 Ge 10.15 Jos 19.29

13) eilands

Dat is omtrek, aan of over de Middellandse zee gelegen. Hiervan is verscheiden gevoelen; het kan zijn dat dit land tussen Egypte van Patros af, en het land der Filistijnen, gelegen is geweest; Ps. 72:10.

Ps 72.10

14) Kafthor,

Zie Gen. 10:14; Deut. 2:23; Amos 9:7.

Ge 10.14 De 2.23 Am 9.7

Ezekiel 26:3

9) [wil] aan u,

Gelijk boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8

10) alsof Ik de zee

Vergelijk onder Ezech. 26:19. Anders: gelijk de zee zich verheft met hare golven; zulks waren de Tyri‰rs gewoon te zien, als gelegen zijnde in de zee.

Eze 26.19

Ezekiel 26:7

17) koning der koningen,

Dien monarch, den grootsten en machtigsten der aardse koningen; vergelijk Gen. 9:25, en Hoogl. 1:1, en zie Dan. 2:37.

Ge 9.25 So 1.1 Da 2.37

Ezekiel 27:2

55) groten schrik stellen,

Hebreeuws, verschrikkingen, beroerten, verbaasdheden; dat is, Ik zal u zo toerichten, dat een ieder zal schrikken als hij daarvan hoort en daaraan denkt.

56) niet [meer] zijn;

Zie boven Ezech. 26:14.

Eze 26.14

57) gezocht wordt,

Vergelijk Ps. 37:35,36, enz.

Ps 37.35,36

Amos 1:9

26) Tyrus,

Zie Joz. 19:20, en wijders van Tyrus, Jes. 23; Jer. 47:4; Ezech. 26, Ezech. 27, Ezech. 28.

Jos 19.20 Jer 47.4

27) wegvoering

Verg. Joel 3:4,6, met de aantekening.

Joe 3.4,6

28) verbond der broederen.

Omdat David en Salomo met Hiram, den koning van Tyrus, een verbond hadden gemaakt en elkander broeders genoemd; zie 2 Sam. 5:11; 1 Kon. 5:1, en 1 Kon. 9:13.

2Sa 5.11 1Ki 5.1 9.13
Copyright information for DutKant