Jeremiah 26:19

22) ooit gedood?

Of, enkel gedood. Hebreeuws, dodende gedood.

23) hij niet den HEERE,

Namelijk Hizkia.

24) berouwde over het kwaad,

Gelijk boven Jer. 18:8, en elders dikwijls.

Jer 18.8

25) groot kwaad tegen onze zielen.

Dat is, doen een grote zonde, waarmede wij onszelven het verderf op den hals halen. Vergelijk Num. 16:38, enz.

Nu 16.38

Micah 1:1

1) Micha

Die onderscheiden moet worden van die anderen Micha, de zoon van Jimia, die geprofeteerd heeft ten tijde van Achab en Josafat; 1 Kon. 22:8, enz.; 2 Kron. 18:7, enz.

1Ki 22.8 2Ch 18.7

2) Morasiet

Zie Jer. 26:18, alwaar deze profeet en zijn profetie uitdrukkelijk gedacht wordt; zie ook onder Micha 1:14,15.

Jer 26.18 Mic 1.14,15

3) Jotham, Achaz [en] Jehizkia,

Ten tijde van deze koningen heeft Jesaja ook geprofeteerd, Jes. 1:1. Zie van de regering van deze koningen 2 Kon. 15. tot en met 2 Kon. 21: en 2 Kron. 27: tot en met 2 Kron. 33.

Isa 1.1

4) gezien heeft

Dat is, welk woord hem van God door gezichten is geopenbaard. Zie Ezech. 13:3; Amos 1:1, enz.

Eze 13.3 Am 1.1

5) over Samaria en Jeruzalem

Dat is, het koninkrijk Isra‰l, of van de tien stammen, en het koninkrijk van Juda. Samaria was de koninklijke hoofdstad van Isra‰l, gelijk Jeruzalem van Juda.

Copyright information for DutKant