‏ Jeremiah 39:4

9) van des konings hof,

Die aan of bij het hof van den koning was; vergelijk 2 Kon. 9:27.

2Ki 9.27

10) poort tussen de twee muren;

Zie 2 Kon. 25:4.

2Ki 25.4

11) hij toog uit [door] den weg

Namelijk de koning.

12) vlakken velds.

Of, der woestijn; deze woestijn, of deze vlakke velden, was gelegen tussen Jeruzalem en Jericho, of de Jordaan. Zie 2 Sam. 15:23, en hier Jer. 39:5.

2Sa 15.23 Jer 39.5

‏ Ezekiel 12:6

19) Voor hun ogen

Zie boven Ezech. 12:3.

Eze 12.3

20) uw aangezicht zult gij bedekken,

Dit betekent dat de koning Zedekia zo snellijk en verslagen zou vluchten om de handen der Chalde‰n te ontkomen, dat hij het land door hetwelk hij vluchtte, kwalijk zou zien. Daarna dat Zedekia zijn gezicht benomen zou worden door de verblinding zijner ogen, alzo dat hij het land van Babel niet zou zien. Zie de vervulling, 2 Kon. 25:7; Jer. 39:7, en Jer. 52:11. Ook is bedekking van het aangezicht een teken geweest van schande en droefheid, die men alrede heeft, en van zwarigheid, die te verwachten is. Vergelijk 2 Sam. 15:30; Esth. 7:8; Jer. 14:3.

2Ki 25.7 Jer 39.7 52.11 2Sa 15.30 Es 7.8 Jer 14.3

21) wonderteken gegeven.

Te weten om te betekenen wat toekomende was, namelijk de ondergang van den koning Zedekia en van de stad Jeruzalem. Alzo onder Ezech. 12:11, Ezech. 24:24. Vergelijk Ps. 71:7, met de aantekening.

Eze 12.11 24.24 Ps 71.7
Copyright information for DutKant