‏ Job 11

44) ordeningen,

Te weten, van dag en nacht, licht en duisternis, zomer en winter, lente en herfst, hitte en koude. De zin is, dat deze veranderingen der lucht en van den tijd, die bij beurten elkander achtervolgen, in de donkerheid des grafs niet gezien worden, zijnde daar anders niet dan enkel verwarring.

45) en het geeft

Dat is, het klaarste, dat in het graf is, is anders niet dan dikke, tastelijke en ijslijke donkerheid.

1) de veelheid

Anders, die veel van woorden is, of een veelspreker.

2) klapachtig

Hebreeuws, man der lippen; dat is, een klapper en zwetser. Alzo wordt een man der tong genaamd een man die tot kwaadspreken en lasteren genegen is, Ps. 140:12. Daarentegen een man der woorden wordt genaamd een, die welsprekend is; Exod. 4:10.

Ps 140.11 Ex 4.10

3) recht hebben?

Of, rechtvaardig zijn?

4) Zouden

Anders, zouden [o] uw leugenen de lieden zwijgen?

5) leugenen

Het woord in het oorspronkelijke betekent verscheidene dingen, maar voor leugenen wordt het genomen Jer. 48:30.

Jer 48.30
6) Mijn leer

Te weten, waardoor Job geleerd had dat God de goeden zowel gestraft als de kwaden, boven, Job 9:22, hoewel Hij zulks rechtvaardiglijk doet, in hetzelfde hoofdstuk, Job 9:2,3, doch niet altijd acht hebbende op de zonde [gelijk wanneer Hij de goddelozen straft], boven, Job 10:7. Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen het onderwijs, dat gegeven wordt, maar ook de wetenschap, die ontvangen wordt. Vergelijk Spreuk. 1:5, en Spreuk. 4:2, enz.

Job 9.22,2,3 10.7 Pr 1.5 4.2

7) ik ben rein

Zie boven, Job 10:7, waar Job wel zegt dat hij niet goddeloos was, maar niet, gelijk Zofar hem hier verwijt, dat hij zuiver was in des Heeren ogen. Het eerste verstond Job van gruwelijke goddeloosheid, die zijn vrienden hem oplegden; en dit andere, dat Zofar hem hier ten laste legt, verstaat zich van een volkomen reinheid, die Job noch zichzelven, noch iemand toegeschreven heeft. Zie boven, Job 9:2.

Job 10.7 9.2

8) in uw ogen.

De ogen Gods betekenen hier zijn oordeel; alzo 1 Sam. 15:19; 1 Kon. 11:6.

1Sa 15.19 1Ki 11.6
9) och,

Hebreeuws, wie zal geven dat God spreke? Zie boven, Job 6:8.

Job 6.8
10) dubbel

Dat is, nog eens zo groot in der daad en waarheid. De zin is, dat in Gods wijsheid nog veel meer reden was om Job harder te straffen, dan hij gestraft was, indien Hij tegen hem het hoogste recht had willen gebruiken; vergelijk Ezra 9:15. Anders, want der wijsheid is nog eens zoveel.

Ezr 9.15

11) in wezen!

Anders, bij de wet, die nog eens zoveel vereist dan gij gedaan hebt. Zie van het Hebreeuwse woord touschijah, boven, Job 5:12.

Job 5.12

12) vergeet

Dat is, afstaat, of vermindert. Of aldus: Dat God u vergeet [dat is, geen weldadigheid bewijst] vanwege uwe ongerechtigheid, of dat God u afvordert, enz. Anders, van u [min] eist, dan uw ongerechtigheid [verdient].

13) ongerechtigheid.

Dat is, straf uwer ongerechtigheid. Zie Lev. 5:1.

Le 5.1
14) de onderzoeking

Onderzoeking wordt genaamd hetgeen door onderzoeking verkregen wordt, als verstand, wijsheid en oordeel; want hoewel deze dingen door zulk middel in God niet zijn, nochtans menselijker wijze worden zij alzo genoemd. Gode nu en zijnen Geest wordt onderzoeking toegeschreven, onder, Job 28:27; 1 Cor. 2:10. Versta hier door deze de heimelijke, doch rechtvaardige oordelen Gods, die Hij gebruikt in het straffen. Anders, zult gij [door] onderzoeking God vinden?

Job 28.27 1Co 2.10

15) den Almachtige

Dat is, de verborgenheden van de wijsheid des almachtigen Gods, of zijn volmaaktheid.

16) [Zij is als]

Dat is, zij, te weten, de wijsheid Gods, waarvan boven, Job 11:6, gesproken is, [of de volmaaktheid Gods, waarvan enigen menen Job 11:7 gesproken te zijn] is bij den allerhoogsten hemel te vergelijken. Zie Ef. 3:18.

Job 11.6,7 Eph 3.18

17) wat kunt gij doen?

Te weten, om die ten volle te onderzoeken en uit te vinden.

18) hel,

Vergelijk onder, Job 26:6, en zie Gen. 37:35.

Job 26.6 Ge 37.35
19) Hij voorbijgaat,

Dat is, zo Hij, te weten, God, zich vertoont in zijne werken. Alzo boven, Job 9:11. Zie de aantekening. Anders, zo Hij verandert; te weten, zijn werk.

Job 9.11

20) overlevere

Of, besluite; te weten, in het geweld der straf, die Hij rechtvaardiglijk tegen hem uitvoert.

21) vergadere,

Versta, tot de genieting zijner weldaden, die Hij bewijst aan degenen, welke Hij genadiglijk aanneemt.

22) de ijdele lieden

Hebreeuws, mensen der ijdelheid, of valsheid; dat is, die tot ijdelheid en valsheid genegen zijn. Versta, ijdele leer en onnutte werken, welke gevonden worden in degenen, die zonder het geloof, de vreze Gods en ware boetvaardigheid zijn. Alzo Ps. 26:4. In gelijken zin worden genaamd onder, Job 22:15, lieden der ongerechtigheid, en Job 34:8, mannen der goddeloosheid; Spreuk. 24:1, lieden der boosheid.

Ps 26.4 Job 22.15 34.8 Pr 24.1

23) aanmerken?

Dat is, bedenken, verstaan, achtgeven en voornemen die naar zijne rechtvaardigheid te straffen. Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kon. 3:21.

1Ki 3.21
24) Dan zal

Te weten, als God zijn straffen en oordelen uitvoert. Anders, maar de mens is ijdel [en] verstandeloos, en [als] het jong van een woudezel is de mens geboren.

25) verstandeloos

Hebreeuws, ledig.

26) kloekzinnig

Dat is, niet alleen genegen zijn om wijsheid te leren, maar zal ook dezelve begrijpen en aannemen; want het hart wordt in de Heilige Schrift voor den zin en het verstand des mensen genomen. Zie boven, Job 9:4.

Job 9.4

27) hoewel

Dat is, al is het dat de mens van het begin zijns levens af zeer plomp en onverstandig is, gelijk het veulen van een wilden ezel, nochtans kan hij door de overlegging van Gods werken enige wijsheid vatten, welverstaande door den Geest Gods verlicht en geleid zijnde.

28) bereid hebt,

Te weten, door oprechte bekering. Zie 2 Kron. 12:14.

2Ch 12.14

29) breid

Zie van deze ceremoni‰n in het bidden gebruikelijke, 1 Kon. 8:22.

1Ki 8.22

30) tot Hem uit.

Namelijk, tot God.

31) Indien

Dat is, zo gij een voornemen hebt om uw naaste kwaad te doen, of alreeds dat gedaan hebt. In zulk een manier van spreken betekent het woord hand het voornemen of de daad des mensen, of beide. Vergelijk 1 Sam. 26:18; 1 Kron. 12:17; Ps. 26:10.

1Sa 26.18 1Ch 12.17 Ps 26.10
32) uit de gebreken,

Dat is, uit de menigerlei ellenden, in welke gij nu steekt, en de straffen, die gij nu lijden moet.

33) harer

Dat is, der voorgemelde moeite, of ellende.

34) als der wateren,

Te weten, die zeer snellijk weggevloeid en voorbijgelopen zijn, op welke men niet meer denkt. Hij wil zeggen dat hij gans geen gedachtenis zijner ellende zou hebben.

35) Ja,

Of, ouderdom; vergelijk Ps. 39:6, en Ps. 89:48.

Ps 39.5 89.47

36) klaarder

Dat is, klaarder dan het schijnsel der middagzon. De middag betekent hier zeer grote klaarheid. Zie boven, Job 5:14. De zin is: Wat gij nog overig te leven hebt, zal van God grotelijks gezegend worden; want middag betekent somtijds in de Heilige Schriftuur groten voorspoed; Jes. 58:10; Amos 8:9.

Job 5.14 Isa 58.10 Am 8.9

37) uitvliegen,

Dat is, uit kruis en lijden verlost worden, en u als het morgenlicht uitbreiden. Anders, zijt gij duister, zo zult gij als de morgenstond zijn.

38) graven,

Te weten, om uw hut of huis te bouwen en te verzekeren. De zin is dat hij een zekere plaats van woning zou hebben, in welke hij stil en gerust zou wonen.

39) smeken.

Dat is, de mensen zullen zich voor u vernederen, verzoekende met allen eerbied en ernst uw gunst, uit oorzaak van uw hoogheid, eer en vermogen. Het Hebreeuwse woord is ook in gelijken zin genomen, Exod. 32:11; 1 Sam. 13:12; 1 Kon. 13:6; Ps. 45:13, en Ps. 119:58; Spreuk. 19:6; Zach. 7:2.

Ex 32.11 1Sa 13.12 1Ki 13.6 Ps 45.12 119.58 Pr 19.6 Zec 7.2
40) de uitblazing

Versta hiermede den dood, welke, als hij den goddelozen overkomt, hun alle hoop beneemt, niet alleen omdat zij hier al hun goed en heerlijkheid laten moeten, maar ook omdat het gevoel van Gods toorn hen verschrikt, waardoor zij beroofd worden van hun troost, ten aanzien van dit en het toekomende leven. Vergelijk Jer. 15:9.

Jer 15.9
Copyright information for DutKant