Job 19:6

8) dat God

Hij wil zeggen dat zij behoorden te bedenken, dat hij buitengewoon door de hand Gods vernederd was, en daarom veel meer tot barmhartigheid bewogen te zijn en hem te vertroosten, dan zo smadelijk tegen hem uit te vallen en met verkeerde oordelen zijn lijden te bezwaren. Vergelijk Job 6:14,15,16.

Job 6.14,15,16

9) omgekeerd,

Of, gekromd; dat is, door velerlei lijden gans terneder gedrukt en verdorven.

10) [met] Zijn net

Of, over mij; dat is, Hij heeft mij zo omsingeld met velerlei ellenden en plagen, dat ik niet ontgaan kan, even alsof ik rondom met strikken bezet ware, die men niet kan mijde. Zie van dezelfde gelijkenis boven, Job 18:8, en onder, Job 22:10; Klaagl. 1:13; Ezech. 12:13, en Ezech. 32:3; Hos. 7:12.

Job 18.8 22.10 La 1.13 Eze 12.13 32.3 Ho 7.12

Ezekiel 12:13

40) uitspreiden,

Te weten door de Chaldeeuws krijgslieden, die hem in de vlucht zijnde najagen en vangen zullen. Zie van de vervulling 2 Kon. 25:5,6, en van de manier van spreken Job 19:6.

2Ki 25.5,6 Job 19.6

41) niet zien,

Te weten omdat door een geveld oordeel de ogen tevoren hem zullen verblind worden; 2 Kon. 25:7.

2Ki 25.7

Ezekiel 17:20

69) Mijn net

Zie boven Ezech. 12:13, en onder Ezech. 32:3.

Eze 12.13 32.3

70) hem uitspreiden,

Te weten over den koning Zedekia.

71) daar met hem rechten

Te weten boven het recht, dat Ik over hem heb laten gaan te Riblath, 2 Kon. 25:6,7. Want daarna heeft hij te Babel in de gevangenschap gelegen totdat hij stierf, Jer. 52:11. God wordt gezegd met den mens te richten, of in het recht zich met hem te begeven, als Hij door zijne straffen hem van zijne zonden overtuigt en gelijk in een gericht beschaamd maakt. Alzo Jes. 66:16; onder Ezech. 20:35, en Ezech. 38:22. Zie breder hiervan onder Ezech. 20:35.

2Ki 25.6,7 Jer 52.11 Isa 66.16 Eze 20.35 38.22 20.35

Ezekiel 19:8

24) volken tegen hem rondom

Zie van deze volken en landen 2 Kon. 24:2.

2Ki 24.2

25) zij spreidden hun net over hem uit;

Zie boven Ezech. 19:4.

Eze 19.4

Ezekiel 32:3

9) net over u uitspreiden

Zie boven Ezech. 12:13, en Ezech. 17:20; Hos. 7:12, met de aantekening.

Eze 12.13 17.20 Ho 7.12

10) vele volken;

Die in het krijgsheir der Babyloni‰rs zullen zijn.

11) Mijn garen.

Of, met mijn garen, dat Ik over u uitgespreid heb om u te vangen.

Copyright information for DutKant