Job 24:15-16

37) schemering waar,

Versta, de avondschemering, van welke zie 2 Kon. 7:5.

2Ki 7.5

38) zeggende:

Te weten, bij zichzelven; dat is, denkende in zijn hart; zie Gen. 20:11.

Ge 20.11

39) hij legt

Dat is, hij vermomt zijn aangezicht om niet gekend te worden.

40) deksel

Hebreeuws eigenlijk, verberging.

41) hij de huizen,

Te weten, de moordenaar, van wien gesproken is, Job 24:14.

Job 24.14

42) zij zich

Te weten, de moorder met zijn metgezellen.

43) afgetekend

Dat is, die zij, loerende op huns naasten goed, gemerkt hadden, om dezelve des nachts te doorbreken en te overweldigen.

44) kennen

Niet kennen heet hier niet begeren, noch zoeken, maar haten en vlieden, om niet betrapt en ontdekt te worden. Vergelijk Jer. 8:7; Rom. 3:17.

Jer 8.7 Ro 3.17

John 3:20-21

35) bestraft worden.

Dat is, ontdekt worden, en hij van dezelve overtuigd.

36) die de waarheid

Dat is, die oprecht handelt.

37) in God gedaan zijn.

Grieks in Gode gewrocht zijn; dat is, als in Gods tegenwoordigheid en naar Zijnen wil.

Romans 13:13

64) als in den dag,

Dat is, gelijk betaamt dengenen, wien door de genade Gods het licht der zaligmakende kennis verschenen is.

65) eerlijk

Dat is, niet alleen godzalig voor God, maar ook eerbaar voor de mensen.

66) wandelen;

Dat is, ons leven aanstellen, en onder de mensen verkeren.

67) brasserijen

Waardoor verstaan worden, niet eerlijke en matige maaltijden, Gen. 21:8; Joh. 2:1, maar gulzige en ontuchtige, in welke allerlei overdadigheid, dartelheid, danserij en lichtvaardigheid gepleegd wordt.

Ge 21.8 Joh 2.1

68) dronkenschappen,

Of, onmatig zuipen van wijn of sterken drank; Jes. 5:22.

Isa 5.22

69) in slaapkameren

Dat is, overspelen, of hoererijen, die in de slaapkamers gemeenlijk gepleegd worden.

70) ontuchtigheden,

Dat is, geile en onkuise dartelheden.

1 Thessalonians 5:7

16) zijn des

Dat is, plegen gemeenlijk des nachts dronken te zijn. Hij neemt hier enen reden van hetgeen meest placht te geschieden; want anders zijn er ook wel, die des morgens vroeg opstaan om sterken drank te drinken; Jes. 5:11.

Isa 5.11
Copyright information for DutKant