Job 24:5

11) woudezels

Dat is, als woudezels, die onder het wild gedierte zeer wild, ontemmelijk en wreed zijn. Vergelijk Gen. 16:12; onder, Job 39:8; Jer. 2:24; Hos. 8:9.

Ge 16.12 Job 39.5 Jer 2.24 Ho 8.9

12) het vlakke veld

Anders, wildernis.

13) hem

Te weten, den boze en geweldige.

14) spijs,

Hebreeuws, brood.

15) jongeren.

Dat is, zijn kinderen, huisvolk en knechten, die hem in het roven ten dienste staan.

Job 39:5

13) Zult gij

Dat is, kunt gij verzinnen het ogenblik van hun ontvangen? Deze vragen loochenen alle sterkelijk.

14) vervullen,

Dat is, afdoen en volbrengen; te weten, met het dragen van hun jongen.

Jeremiah 2:24

62) gewend

Hebreeuws, geleerd; dat is gewend, geoefend, ervaren, gelijk onder Jer. 13:21,23, en Jer. 31:18; Hos. 10:11. De zin is, dat zij zo weinig in hare hittigheid te dwingen of te temmen is als een wilde woudezel. Zie Job 39:8.

Jer 13.21,23 31.18 Ho 10.11 Job 39.5

63) schept

Of, slokt den wind in. Vergelijk onder Jer. 14:6. Dat is, verkwikt en verlustig zij zich bij alle gelegenheid, [die zij zelve zoekt en najaagt] in haar geestelijke hoererij, zijnde zo beschaamd hittig dat niemand haar weren of afslaan kan. Anders: schept zij den wind naar hare gelegenheid, wie zou haar afkeren?

Jer 14.6

64) Allen,

De afgodendienaars, die met haar willen boeleren, behoeven geen grote moeite te doen, zij is licht te vinden. Vergelijk Ezech. 16:33,34, en Ezech. 23:40.

Eze 16.33,34 23.40

65) maand

De nieuwe maan, of maanstonden, want zij heeft alle eerbaarheid uitgetrokken. Zie Lev. 20:18. Sommigen verstaan dit van de afgoderij, die zij op alle nieuwe maanden bedreven.

Le 20.18
Copyright information for DutKant