Job 31:21

33) bewogen heb,

Te weten, om hem te slaan, of smijten, of dreigen, of enigszins met geweld te verdrukken. Vergelijk 1 Kon. 13:4.

1Ki 13.4

34) poort

Dat is, in de plaats van het gericht, of in de vierschaar, welke bij de ouden in de stadspoorten was. Zie Gen. 22:17.

Ge 22.17

35) hulp zag;

Te weten, mij bereid van de rechters, die mij het recht wijzen zouden, uit vrees van mijn macht en aanzien, of uit begeerte van mijn vriendschap.

Proverbs 3:27

54) Onthoud

Dit is een algemene spreuk, verbiedende het weldoen aan iemand na te laten of te verhinderen.

55) het goed

Versta, het lichamelijke of geestelijke goed.

56) zijn meesters

Versta door dezen, dien men enig goed schuldig is, •f naar de burgerlijke, •f naar de goddelijke en natuurlijke wet. De burgerlijke wet is, dat men een ander moet geven wat hem toekomt, uit kracht van samenhandeling; de goddelijke en natuurlijke, dat men geven moet uit plicht van de algemene liefde en mededogendheid. Vervolgens zijn hier door het woord meesters ook de armen te verstaan, overmits de rijken hun als rentmeesters en uitdelers van God gegeven zijn, om hun van hunne middelen mede te delen; ten welken anzien de aalmoezen gerechtigheid genaamd worden; Dan. 4:27.

Da 4.27

57) als het in het vermogen

Dat is, als God u het middel heeft gegeven, •f in het burgerlijke om uwen naasten te voldoen, •f in het goddelijke en natuurlijke om den armen wel te doen. De zin is dat beide die plichten in zulke gelegenheid niet moeten uitgesteld worden. Anders: Ofschoon het in het vermogen uwer hand ware dat te doen; te weten, iemand, hetgeen hem toekomt te onthouden.

Copyright information for DutKant