Job 7:2

3) de dienstknecht

Te weten, die vermoeid is door den arbeid des dags.

4) hijgt

Of, haakt; dat is, ernstiglijk begeert en verlangt. Alzo onder, Job 36:20.

Job 36.20

5) schaduw,

Versta, den ondergang der zon en de rust des nachts. Vergelijk Ps. 102:12, en Ps. 109:23.

Ps 102.11 109.23

6) werkloon;

Hebreeuws, zijn werk; dat is het loon zijns werks; vergelijk Lev. 19:13; Jer. 22:13.

Le 19.13 Jer 22.13

Jeremiah 22:13

20) Wee dien,

Of, hei, o gij, die, enz. dit, alsook het volgende, ziet op den koning Jojakim [zie onder Jer. 22:18], die beschuldigd wordt van pracht, overdaad, onrechtvaardigheid, gierigheid en tirannie.

Jer 22.18

21) met ongerechtigheid,

Hebreeuws, met niet gerechtigheid; dat is, met gene gerechtigheid, of zonder gerechtigheid.

22) met onrecht;

Hebreeuws, met niet recht.

23) zijns naasten

Of, zich dient van zijnen naaste, gebruikende zijnen arbeid, of hem dwingt te dienen; vergelijk onder Jer. 25:14, en Jer. 27:7, en Jer. 30:8, en Jer. 34:9.

Jer 25.14 27.7 30.8 34.9

24) arbeidsloon

Hebreeuws eigenlijk, werk, of arbeid; dat is, arbeidsloon, gelijk Num. 22:7, waarzegging, of voorzeggingen, voor, loon der waarzeggingen; zie wijders Lev. 19:13; Jes. 49:4; Ezech. 29:20.

Nu 22.7 Le 19.13 Isa 49.4 Eze 29.20
Copyright information for DutKant