John 10:30

46) een.

Namelijk in wezen en macht; gelijk de rede van Christus klaarlijk medebrengt, en de Joden het ook alzo verstonden, Joh. 10. 33, en Christus zelf nader verklaart, Joh. 10:36.

Joh 10.33,36

John 14:28

57) kom [weder]

Namelijk na mijne verrijzenis.

58) Indien gij

Namelijk met rechte wetenschap en verstand, waarom Ik van u gaan zal.

59) meerder dan Ik.

Namelijk in majesteit of heerlijkheid, gelijk Ik ben in dezen staat mijner vernedering. En daarom behoort gij u te verblijden, dat Ik heenga om het gebruik derzelfde heerlijkheid weder aan te nemen, die Ik bij Hem gehad heb eer de wereld was, dewijl dat ook tot uwe zaligheid zal strekken; Joh. 17:5,24.

Joh 17.5,24

Philippians 2:6

17) gestaltenis Gods

Grieks morphe; dat is, gedaante, of, gestaltenis, met welk woord hetzelve hier overgezet is, omdat daardoor hier betekend wordt, niet alleen een goddelijke majesteit en heerlijkheid, maar ook het goddelijke wezen zelf, overmits zonder hetzelve geen ware goddelijke majesteit en heerlijkheid kan wezen, en deze ook bij niemand kunnen zijn dan bij den waarachtigen God, Jes. 42:8. En uit het volgende blijkt dat door dit woord hier ook het wezen Gods betekend wordt, gelijk gezegd wordt, Filipp. 2:6, dat hij Gode evengelijk was, en Filipp. 2:7, dat hij de gestaltenis van een dienstknecht heeft aangenomen; dat is, niet alleen een dienstbare en knechtelijke hoedanigheid, maar ook een ware menselijke natuur zelve met zodanige hoedanigheid bekleed. Zodat de woorden gestaltenis Gods te verstaan zijn van zijn wezen en staat, in welke hij geweest is van alle eeuwigheid, eer hij de menselijke natuur heeft aangenomen. Zie Joh. 1:1,14, en Joh. 17:5.

Isa 42.8 Php 2.6,7 Joh 1.1,14 17.5

18) geen roof

Dat is, geen zaak die ongeoorloofd, of onrechtvaardig was, die Hem met recht niet toebehoorde, alsof Hij ze geroofd had.

19) Gode even

Dat is, Gode Zijnen Vader naar Zijn goddelijk wezen, en dienvolgens ook in majesteit en heerlijkheid volkomen gelijk te zijn en te blijven, als zijnde ‚‚n met den Vader. Zie Joh. 5:18,26, en Joh. 10:20, en Joh. 16:15; Hebr. 1:3.

Joh 5.18,26 10.20 16.15 Heb 1.3
Copyright information for DutKant