John 12:41

52) Zijn heerlijkheid

Namelijk Christus, als zijnde de enige God met den Vader en den Heiligen Geest.

53) zag, en van Hem

Namelijk in het gezicht der goddelijke heerlijkheid, dat verhaald staat Jes. 6:1, enz.

Isa 6.1

1 Corinthians 2:8

20) niemand van

Namelijk uit hun natuurlijke rede of verstand, hoe groot en hoe kloek hetzelve ook was. Hoedanige Herodes, Pilatus, Kajafas en andere machtigen in deze wereld geweest zijn, alsook de wijsgeren, schriftgeleerden en dergelijken. Anderszins heeft Abraham ook door Gods Geest en openbaring zijnen dag gezien, Joh. 8:56, en David heeft zich daarin verheugd, Ps. 16:9, met anderen godzalige koningen en profeten, Luk. 10:24, en ook sommigen van de oversten der Joden, gelijk Nikodemus en Jozef van Arimathea, hebben hem gekend; dan deze waren weinigen, en hebben in Zijnen dood niet gestemd; Luk. 23:51. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 3:32.

Joh 8.56 Ps 16.9 Lu 10.24 23.51 Joh 3.32

21) den Heere der

Namelijk die het hoofdstuk is van deze wijsheid Gods. Zo wordt Christus genaamd ten aanzien van Zijn goddelijke natuur, Ps. 24:7; Hand. 7:2, die gekruisigd is naar Zijn menselijke natuur. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 3:13; Hand. 3:15, en Hand. 20:28.

Ps 24.7 Ac 7.2 Joh 3.13 Ac 3.15 20.28

Ephesians 1:4

8) uitverkoren heeft

Of, uitgelezen, namelijk uit den gemenen hoop der verdorven mensen. Zie Joh. 15:16,19; Rom. 8:29; 2 Thess. 2:13; 1 Petr. 1:1,2, enz.

Joh 15.16,19 Ro 8.29 2Th 2.13 1Pe 1.1,2

9) in Hem,

Namelijk Christus, als ons Hoofd, gelijk in Ef. 1:3 om ons het beeld Zijns Zoons gelijkvormig te maken, Joh. 17:6; Rom. 8:29. Of, door hem, Joh. 15:16,19.

Eph 1.3 Joh 17.6 Ro 8.29 Joh 15.16,19

10) voor de grondlegging

Dat is, van eeuwigheid, gelijk deze wijze van spreken alom genomen wordt. Zie Joh. 17:24; 1 Petr. 1:20. Zie ook Ps. 90:2; Spreuk. 8:23.

Joh 17.24 1Pe 1.20 Ps 90.2 Pr 8.23

11) heilig en

Hieronder wordt ook het ware geloof verstaan, hetwelk nimmermeer zonder heiligheid is, gelijk ook de heiligheid en liefde niet kan zijn zonder het ware geloof; want door het geloof worden onze harten gereinigd, Hand. 15:9; 1 Petr. 1:22. En dat wij ook uit genade in Christus tot het geloof verkoren zijn, blijkt Hand. 13:48; Rom. 8:30; 2 Tim. 1:9; Jak. 2:5.

Ac 15.9 1Pe 1.22 Ac 13.48 Ro 8.30 2Ti 1.9 Jas 2.5

12) onberispelijk

Dat is, niet alleen voor de mensen, gelijk de geveinsden somwijlen voor enen tijd ook zijn, maar oprecht als in Gods tegenwoordigheid. Zie Gen. 17:1; Luk. 1:6. En is deze heiligheid en onberispelijkheid in dit leven wel oprecht, en door de kracht van Gods Geest begonnen, maar zal in het toekomende leven eerst in alle delen volmaakt worden. Zie 1 Cor. 13:9; Ef. 5:27; Filipp. 3:12, enz. Doch is deze onvolkomen heiligheid en onberispelijkheid in Christus Jezus ook in dit leven God behagelijk, en als volkomen van Hem aangenomen, omdat Hij onze gebreken door het geloof in Christus vergeeft en in Christus overziet, Col. 2:10; Hebr. 13:21; 1 Petr. 2:5, enz.

Ge 17.1 Lu 1.6 1Co 13.9 Eph 5.27 Php 3.12 Col 2.10 Heb 13.21 1Pe 2.5

13) in de liefde;

Dit verstaan sommigen van de liefde waarmede ons God liefgehadheeft, en voegen het bij het voorgaande woord uitverkoren. Doch het kan bekwamelijk bij de naaste woorden heilig en onstraffelijk gevoegd worden, en verstaan van onze liefde jegens God en de naasten waarin zich deze heiligheid voornamelijk openbaart. Zie 1 Cor. 13:1, enz.; Gal. 5:6.

1Co 13.1 Ga 5.6
Copyright information for DutKant