John 12:41
52) Zijn heerlijkheid Namelijk Christus, als zijnde de enige God met den Vader en den Heiligen Geest. 53) zag, en van Hem Namelijk in het gezicht der goddelijke heerlijkheid, dat verhaald staat Jes. 6:1, enz. Isa 6.1 John 15:26
62) van den Vader, Namelijk als de eniggeboren Zoon Gods, wiens Geest Hij ook is en genaamd wordt; Rom. 8:9; Gal. 4:6. Ro 8.9 Ga 4.6 63) uitgaat, Die Namelijk zo ten aanzien zijns persoons, wiens eigenschap is van den Vader en van den Zoon van eeuwigheid uit te gaan, als ten aanzien van zijne kracht en werking. 64) getuigen. Namelijk door zijn wonderbaarlijke gaven en inwendige overtuiging, dat Ik de ware Zaligmaker ben. Acts 28:25
42) scheidden zij; Of, zij worden van hem gelaten; namelijk met een voornemen van de hardnekkigen bij zich niet meer te roepen, ten ware zij zich beter bedachten. 43) [dit] ene woord Dat is, rede, of waarschuwing; want met deze volgende waarschuwing liet hij hen gaan, om hen dezen prikkel in hun hart te laten, of zij zich daarna mochten bedenken en bekeren. 44) de Heilige Geest Die Jes. 6:9 deze woorden spreekt, is de Heere der heerlijkheid, gezeten op zijnen troon, omringd zijnde van zijne engelen. Waaruit blijkt dat dan de Heilige Geest deze zelfde Heere der heerlijkheid is; gelijk ook van den Zoon Gods ditzelfde betuigd wordt; Joh. 12:41. Zo zijn dan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zoveel het wezen aangaat, een enig God, hoewel in personen onderscheiden. Isa 6.9 Joh 12.41 Galatians 4:6
19) gij Namelijk gelovige Galaten, die tevoren heidenen waart. 20) kinderen zijt, Namelijk Gods, door den Zoon Gods geworden, en om Zijnentwil van God tot kinderen aangenomen, die tevoren kinderen des toorns en vijanden Gods waart. Zie Rom. 5:10; Ef. 2:12, en nu het recht en de vrijheid geniet van Gods kinderen, gesteld buiten de voogdij der wet, en bevrijd van haar vloek. Ro 5.10 Eph 2.12 21) den Geest Zijns Dat is, den Heiligen Geest, die als een onderpand in uwe harten u verzekert van deze genadige aanneming tot kinderen, en van de erfenis die den kinderen toekomt; 2 Cor. 1:22, en 2 Cor. 5:5; Ef. 1:13. 2Co 1.22 5.5 Eph 1.13 22) Die roept: Dat is, door welken wij roepen, Rom. 8:15. Dat is, die in ons werkt, dat wij vrijmoedig en met verzekering tot God roepen. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 8:26. Ro 8.15,26 23) Abba, Vader! Zie de verklaring hiervan op de aantekeningen Rom. 8:15. Ro 8.15 2 Peter 1:21
76) de profetie is Dat is, de profetische leer. 77) door de wil eens mensen, Dat is, door menselijk goeddunken of ingeven, zoals zij als mensen gewild en goed gevonden hebben. 78) mensen Gods Zo worden de profeten en leraars genoemd, omdat God deze mensen in Zijn huis en tot Zijn dienst bijzonder gebruikt. Zie 2 Kon. 1:9, enz.; 1 Tim. 6:11, en 2 Tim. 3:17. 2Ki 1.9 1Ti 6.11 2Ti 3.17 79) van den Heilige Geest Namelijk den Heiligen Geest, den Geest der waarheid, die hen in alle waarheid heft geleid, gelijk deze den apostelen ook beloofd wordt; Joh. 15:26, en Joh. 16:13. Joh 15.26 16.13 80) gedreven zijnde, Dat is, door een bijzondere en buitengewone openbaring van den raad Gods opgewekt en aangedreven, om deze den mensen bekend te maken. 81) gesproken. Namelijk haar profetische leer, en deze ook in geschrift gesteld en ons nagelaten.
Copyright information for
DutKant