John 3:34
56) met mate. Grieks uit mate; dat is, niet ten dele, gelijk Zijne dienaren, maar met alle volheid. Zie Ps. 45:8; Joh. 1:16. Ps 45.7 Joh 1.16 1 Peter 2:9
23) gij zijt Namelijk die Christus met waar geloof hebt aangenomen. 24) een uitverkoren Dat is, u komen al deze voorrechten en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Isral doorgaans en inzonderheid Exod. 19:5,6; Deut. 26:18,19, ten opzichte van het uiterlijk verbond worden gegeven; zie ook Mal. 3:16,17, Rom. 9:8. Ex 19.5,6 De 26.18,19 Mal 3.16,17 Ro 9.8 25) een koninklijk priesterdom, Dat is, koningen en priesters, gelijk Johannes spreekt Openb. 1:6. Mozes zegt Exod. 19:6, een priesterlijk koninkrijk. Doch de apostel volgt de Griekse overzetting, dewijl het n zin heeft. Re 1.6 Ex 19.6 26) een verkregen volk; Grieks een volk tot verkrijging; dat is, dat God Zichzelf door Zijn bloed tot een eigendom heeft verkregen; Hand. 20:28. Ac 20.28 27) de deugden Desgenen, Dat is, de eigenschappen, namelijk de wijsheid, mogendheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid van God. 28) uit de duisternis Namelijk van de onwetendheid en natuurlijke boosheid. 29) wonderbaar licht; Dat is, tot heiligheid en ware kennis van God. Zie Hand. 26:18. Ac 26.18 Revelation of John 1:6
16) tot koningen Namelijk om geestelijke heerschappij te voeren over de zonde en de wereld, en om geestelijke offeranden der dankbaarheid voor onze verlossing Gode toe te brengen. Zie 1 Petr. 2:5,9. 1Pe 2.5,9
Copyright information for
DutKant