Joshua 22
1) nu langen tijd, Hebreeuws, deze vele dagen. Het waren, naar sommiger rekening, ruim dertien jaren. Zij hebben zeven jaren doorgebracht met het innemen des lands, en zeven jaren met de deling van hetzelve. 2) tenten. Dat is, woningen, woonplaatsen, gelijk elders. 3) de andere Dat is, de andere halve stam van Manasse. Hebreeuws, en hun helft. 4) bij hun broederen, Te weten, met de andere negen stammen, die op deze zijde der Jordaan hun erfdeel ontvangen hebben. 5) westwaarts. Anders, bij de zee, of naar de zee aan. 6) met uw broederen. Dat is, met de stammen, die aan deze zijde der Jordaan gebleven zijn bij de bagage. Zie hiervan Num. 31:27, en 1 Sam. 30:24. Nu 31.27 1Sa 30.24 7) den dienst van Mozes. Hebreeuws, door de hand van Mozes. 8) aan de zijde Te weten, van het grootste deel der kinderen Israls. 9) tien vorsten Er waren negen stammen en een halve, zodat hier blijkt, dat de halve stam van Manasse, zowel als de gehele stammen, een vorst gezonden heeft. 10) van ieder vaderlijk Hebreeuws, een vorst, een vorst in het vaderlijke huis. 11) van achter den HEERE, Dat is, dat gij den Heere niet navolgt; alzo ook Joz. 22:18,23,29. Jos 22.18,23,29 12) morgen grotelijks Dat is, in toekomstige tijden; alzo ook Joz. 22:24, en Joz. 4:6. Jos 22.24 4.6 13) indien het land Alsof hij zeide: meent gijlieden dat God ulieder land niet zo wel in zijn gunst en bescherming aanneemt als het onze, zo komt, enz. 14) waar de De tabernakel stond te Silo. Zie Joz. 18:1. Jos 18.1 15) tabernakel Hebreeuws, woning, woonstede. 16) de zoon van Zerah, Dat is, die van het geslacht, of huisgezin en nakomelingen van Zerah was; want zijn naaste vader was Charmi, Joz. 7:17,18. Jos 7.17,18 17) overtreding Hebreeuws, overtreding overtreden. 18) het verbannene, Hebreeuws, den ban. 19) kwam er niet Hebreeuws, was. 20) verbolgenheid Te weten, Gods, dat is, straf; zie Num. 1:53. Nu 1.53 21) niet alleen Want eerst zijn er zes en dertig Isralieten bij Ai geslagen, daarna ook zijn vrouw, kinderen en have. Hebreeuws, en die enige man verging niet. 22) in zijn ongerechtigheid. Of, om zijne, enz. 23) duizenden van Isral: De Isralieten waren in duizenden afgedeeld. Zie Exod. 18:25; Richt. 6:15. Ex 18.25 Jud 6.15 24) De God der goden, Zie Deut. 10:17. De 10.17 25) zo behoudt Dit houden sommigen voor een aanspraak tot den Heere, sommigen, tot het volk Isral, of Pinehas. 26) zo eise het de HEERE. Dat is, zo straffe ons de HEERE daarom. Hebreeuws, zo zoeke het de HEERE. 27) vanwege Te weten, van den waren Godsdienst. 28) Morgen mochten Dat is, hiernamaals. 29) Wat hebt gij Hebreeuws, wat is ulieden, en den Heere den God Israls? Zulke manieren van spreken worden ook in het Nieuwe Testament gebruikt, Matth. 8:29, en Joh. 2:4. Mt 8.29 Joh 2.4 30) hebt geen deel Dat is, gij zijt Gods volk niet; gij hebt geen deel aan de rijkdommen zijner genade en weldaden. Zie dergelijke manier van spreken 2 Sam. 20:1; 1 Kon. 12:16. 2Sa 20.1 1Ki 12.16 31) noch ten offer. Dat is, niet tot enig offer. 32) de gedaante Of, gestalte; dat is, patroon, figuur, vorm, gelijkenis. 33) en de hoofden der Dat is, namelijk, te weten; zie Joz. 22:14. Jos 22.14 34) dat de HEERE in het midden Doordien Hij u behoedt, dat gij u aan hem niet bezondigt, noch u van ons afscheurt, gelijk wij vreesden, waaruit groot onheil in gans Isral zou gerezen zijn. 35) hebt gijlieden Te weten, toen gij dit altaar gebouwd hebt tot dat einde als gij ons gezegd hebt; want hadt gij hem gebouwd om een nieuwen Godsdienst op te richten en om u van de andere stammen af te zonderen, daarmede zoudt gij Gods toorn en straf over ganse Isral verwekt hebben. 36) brachten hun antwoord weder; Hebreeuws, zij brachten hun het woord wederom; dat is, zij hebben de gemeente trouwelijk aangezegd het antwoord en ontschuldiging der Rubenieten, enz., mitsgaders hun gehelen handel en voornemen. 37) Dat het een Anderen voegen in den tekst hierbij het Hebreeuwse woordje Ed, dat is, getuige. Anderen menen dat de woorden, die in den tekst volgen [ki ed hu benotenu, want hij is getuige tussen ons] zijn geweest de naam van dit altaar. 38) dat de HEERE God is. Dat is, dat men hem alleen dienen en voor den waren God kennen zal.
Copyright information for
DutKant