Joshua 9:27

42) gaf Jozua hen

Hiervan houdt men, dat zij genoemd zijn nethinim, dat is, gegevenen, overgegevenen.

Judges 7:22

38) zette de HEERE

Dat is, beschikte.

39) een tegen den anderen,

Hebreeuws, des mans tegen zijn naasten, of metgezel; dat is, de Heere beschikte dat zij elkander, als vijanden, door verbaasdheid op het lijf vielen en ombrachten.

40) Beth-sitta

Uit het dal waar zij waren gelegerd geweest, langs het gebergte naar de Jordaan, en weder langs de Jordaan landwaarts in; waar Abel-Mehola en Tabbath lagen in Manasse. Zie van Abel-Mehola #1 Kon.4:12, en 1 Kon. 19:16.

1Ki 4.12 19.16

41) grens van Abel-mehola,

Hebreeuws, lip.

Jeremiah 15:12

39) koper

Of, staal.

40) verbreken?

Geenszins, wil God zeggen. [Dewijl het noordse ijzer veel harder en als staal is, gelijk de landbeschrijvers ook betuigen,] zijn dan deze lieden, die u dus kwellen, hard, zo ben Ik nog harder, machtig genoeg om hunne aanslagen tegen u te breken. Doch sommigen verstaan dat God in Jer. 15:12 wederom begint te spreken van de aankomst der Babyloni‰rs van het noorden, welker macht de Joden met hun tegenweer zo weinig zouden kunnen wederstaan als een gemeen ijzer zwaard een noords stalen zwaard zou kunnen verbreken; beide in een goeden zin.

Jer 15.12

Ezekiel 17:9

34) hij gedijen?

Te weten de wijnstok, die van den eersten arend geplant is.

35) hij niet

Te weten de eerste arend, de koning Nebukadnezar.

36) zijn wortelen uitrukken,

Te weten, van den wijnstok. Versta den koning Zedekia, gelijk boven, met al zijne macht en zijn ganse koninkrijk.

37) en dat

Alzo is de letter vau voor en dat genomen; Jer. 17:10.

Jer 17.10

38) niet door een groten arm,

Dat is, zonder dat een zeer geweldig leger daartoe zal nodig zijn. Want de Heere zal Zedekia tegen zijn om zijne goddeloosheid en meinedigheid.

Joel 2:12

40) tot Mij met uw ganse hart,

Hebr. tot mij toe; gelijk enigen dit nemen. Alzo wordt het Hebr. woord in deze zaak ook gebruikt; Deut. 4:30; Klaagl. 3:40; Hos. 14:2; Amos 4:6,8,9,11, betekenende [gelijk sommigen verstaan] dat God niet tevreden is met een schijn, of vliegende gedachte en een los opzet, of half hart, maar dat Hij wil hebben een oprechte afkering van het kwade en bekering tot Hem en het goede, geenzins tot afgoden of andere ijdelheden. En alzo zouden de volgende woorden, idem het scheuren der harten, en met uw ganse hart, dienen tot verklaring van den nadruk van dit woord; verg. Hos. 6:4, en hos. 7:16 met de aantekening. Doch anderen nemen het slechts voor een woord tot.

De 4.30 La 3.40 Ho 14.1 Am 4.6,8,9,11 Ho 6.4 7.16

41) en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

Alzo wordt de Hebr. letter Vau ook elders gebruikt, voor en dat, of zelfs. Zie Jer. 17:10, en onder Jo‰l. 2:32.

Jer 17.10 Joe 2.32

Amos 3:11

21) vijand!

Een afgebroken rede, gelijk men ten tijde, wanneer de vijand onvoorziens en haastelijk aankomt en alles bezet, pleegt te roepen: Vijand, vijand, overal, rondom. Of, versta, daarop zal er komen, en hij zal, enz., te weten, Salmanasser, de koning van Assyri‰. Zie 2 Kon. 17:5,6, en verg. Hos. 8:1.

2Ki 17.5,6 Ho 8.1

22) en dat rondom het land!

Zie van zulk een gebruik der Hebr. letter Vau, voor, en dat, zelfs, Jer. 17:10; Joel 2:12,32, enz.

Jer 17.10 Joe 2.12,32

23) uw sterkte

O Samaria.

Micah 2:10

49) henen

In gevangenschap, het land uit.

50) dit [land] zal de rust niet zijn

Dit land, dat ik u tot een rust gegeven had, zal u niet langer kunnen verdragen, vanwege de gruwelen, waarmee gij hetzelve hebt verontreinigd, maar zal u uitspugen en [als wraak van u nemende] u gans en schrikkelijk verderven. Zie Deut. 12:9, Ps. 95:11; Hebr. 4:5,6; idem Lev. 18:25,27,28; Ezech. 36:14,17, enz.

De 12.9 Ps 95.11 Heb 4.5,6 Le 18.25,27,28 Eze 36.14,17

51) geweldige verderving

Of scherpe. Verg. 1 Kon. 2:8.

1Ki 2.8
Copyright information for DutKant