Judges 1:1

1) vraagden,

Door den hogepriester, met den efod bekleed zijnde. Zie hiervan Gods bevel, Num. 27:21, en vergelijk onder Richt. 20:18; 1 Sam. 23:9.

Nu 27.21 Jud 20.18 1Sa 23.9

1 Samuel 23:6

10) het geschiedde,

Anders, het was geschied.

11) dat hij afkwam met den efod in zijn hand.

Dat is, toen hij haastelijk vluchtte, nam hij den efod mede in zijn hand, in welken de urim en thummim waren, door welke men den Heere vraagde, Exod. 28:30. Anders, dat de efod hem in zijn hand kwam.

Ex 28.30

1 Samuel 23:9

14) dat Saul

Hij wil zeggen dat Saul steeds in zijn hoofd had, daarop praktiseerde en met al zijn zinnen dag en nacht arbeidde, om David kwaad te doen en te doden.

15) heimelijk voorhad,

Anders, smeedde.

16) Breng den efod herwaarts.

Te weten, met den borstlap, en trek hem aan, en vraag den Heere raad voor mij door de urim en thummim. Zie Num. 27:21.

Nu 27.21

1 Samuel 30:7-8

9) Breng mij toch den efod hier.

Dat is, trek den efod aan om mijnentwil, opdat gij daardoor den Heere raad vraagt. Zie Num. 27:21, en boven, 1 Sam. 23:9.

Nu 27.21 1Sa 23.9
10) deze bende achternajagen?

Hij verstaat de Amalekieten, alook 1 Sam. 30:15.

1Sa 30.15
Copyright information for DutKant