Judges 17:6

16) koning in Isra‰l;

Dat is, geen regent, richter, overste, of wettelijke hoge overheid, die het volk in tucht en orde hield; anders zou het schijnen alsof er tevoren koningen in Isra‰l geweest waren, maar nu niet. Alzo wordt het woord koning ook in het algemeen voor regeerder genomen, Gen. 36:31; Deut. 33:5. Dit wordt hier en in het volgende meermalen verhaald, als een reden van deze woeste ongebondenheid, dat iedereen deed niet wat recht en goed was in Gods ogen, maar in zijn eigen ogen, dat is, wat hemzelven goeddocht en wat hij maar wilde. Hieruit wordt ook afgenomen dat deze geschiedenissen behoren tot een tijd, in welken geen richter of wettelijke hoge overheid in Isra‰l was.

Ge 36.31 De 33.5

1 Kings 22:47

85) schandjongens,

Vergelijk boven, 1 Kon. 15:12, en de aantekeningen daarop.

1Ki 15.12

2 Kings 3:4

4) veehandelaar,

Dat is, hij had groten handel en rijkdom in vee en beesten, waarvan hij schatting moest geven, van dien tijd af dat David hem onder zijn geweld gebracht had, 2 Sam. 8:12; nu, na de scheiding der tien stammen van den huize Juda, hebben de koningen Isra‰ls dit gebied over de Moabieten aan zich getrokken, gelijk de koningenvan Juda ter andere zijde het gebied over de Edomieten behouden hebben, die onder Joram, den zoon van Josafat, zijn afvallig geworden, onder, 2 Kon. 8:20, gelijk de Moabieten van Isra‰l onder Joram, den zoon van Achab, in 2 Kon. 3:5 en boven, 2 Kon. 1:1.

2Sa 8.12 2Ki 8.20 3.5 1.1
Copyright information for DutKant