Judges 2:1

1) Engel des HEEREN

Versta, den Zoon Gods, gelijk klaarlijk blijkt uit het ganse vervolg. Zie ook Richt. 6:11.

Jud 6.11

2) Gilgal

Zie Joz. 5:9.

Jos 5.9

3) Bochim,

Alzo genoemd van het wenen des volks, onder Richt. 2:5, zijnde nabij Gilgal gelegen.

Jud 2.5

Haggai 1:13

29) de bode des HEEREN,

Of, gezant, ambassadeur.

30) in de boodschap des HEERERN,

Dat is, in de boodschap, die hij in den naam en uit het bevel des Heeren deed aan het volk; of uit kracht der boodschap, achtervolgens het bevel, dat hij van God ontvangen had.

31) Ik ben met ulieden,

Of, Ik zal zijn. Derhalve hebt goeden moed, en vaart kloekelijk voort in het opbouwen van mijn huis. Verg. Ps. 56:10; Matth. 28:18,20; Rom. 8:31.

Ps 56.9 Mt 28.18,20 Ro 8.31

Malachi 2:7

22) de lippen der priesters

Een goed leraar behoorde te zijn als de schatkamer van Gods huis, en hij moet de schatten of verborgenheden Gods niet behouden voor zichzelven, maar hij moet het zijnen toehoorders rijkelijk en getrouwelijk uitdelen. Zie Lev. 10:11; Deut. 33:10; Hagg. 2:12.

Le 10.11 De 33.10 Hag 2.11

23) een engel des HEEREN der heirscharen.

Dat is, gezant, ambassadeur; zie Hagg. 1:3,13; 2 Cor. 5:20.

Hag 1.3,13 2Co 5.20
Copyright information for DutKant