Judges 20:21
39) vernielden ter aarde Hebreeuws, zij verdierven; alzo onder, Richt. 20:25,35,42. Het Hebreeuwse woord dient tot verzwaring van het doden, alsof men zeide: Gans en al verdoen, vernielen; zie Ezech. 9:6,8. Jud 20.25,35,42 Eze 9.6,8Judges 20:25
46) velden Hebreeuws, verdierven. 47) allen trokken het zwaard uit. Dat is, deze allen waren strijdbare mannen; zie Richt. 20:15,17. Jud 20.15,17Judges 20:35
65) vernielden Of, raken zou, of dat het kwaad hen was nakende; alzo onder, Richt. 20:41. Jud 20.41 66) trokken het zwaard uit. Zie Richt. 8:10; boven, Richt. 20:17, en onder, Richt. 20:46. Jud 8.10 20.17,46Judges 20:42
82) strijd Dat is, de strijders. 83) kleefde hen aan, Dat is, achterhaalde hen, troffen evenwel, gelijk Richt. 20:45. Jud 20.45 84) vernielden ze in het midden van hen. Hebreeuws, verdierven hen in hun midden; dat is, omringende hen van alle kanten, sloegen zij hen, gelijk volgt.
Copyright information for
DutKant