Judges 20:26

48) huize Gods,

Hebreeuws, Beth-El; dat is, Gods huis, gelijk het door de meeste overzetters in deze historie wordt vertaald. Dit is ook de naam van de vermaarde plaats Beth-El [zie #Gen.28:19]. En omdat in Richt. 20:27 gezegd wordt, dat aldaar de ark des verbonds in dien tijd was, nemen sommigen daaruit af, dat zij te Bethel en niet te Silo [in deze historie nergens genoemd dan onder, Richt. 21:12,19,21] geweest is, omdat het woordje aldaar zo wel niet schijnt te passen, als er geen plaats tevoren genoemd zou zijn. Doch Bethel was zo ver oostwaarts van Gibea [naar uitwijzen der beste kaarten] gelegen, dat het ganse volk zeer kwalijk zo haast derwaarts trekken en wederkeren kon; maar Silo was dicht bij Gibea. De aandachtige lezer zal hiervan kunnen oordelen. Zie boven, Richt. 19:18, en onder, Richt. 21:12.

Ge 28.19 Jud 20.27 21.12,19,21 19.18 21.12

1 Samuel 7:6

9) goten het uit

Tot een teken dat zij hun harten, [van zonden gewassen en gereinigd zijnde] uitgoten voor den Heere. Zie dergelijk 1 Sam. 1:15. De zin is: zij riepen den Heere van harte aan om verlossing. Daartoe was ook hun vasten behorende.

1Sa 1.15

10) richtte Samuel

Dat is, hij regeerde hen, en hij bracht hen door zijn goede vermaning tot bekering. Zie de aantekeningen op Richt. 2:16.

Jud 2.16

1 Samuel 31:13

20) onder het geboomte te Jabes;

Zie 1 Kron. 10:12.

1Ch 10.12

21) zij vastten zeven dagen.

Versta, dagelijks tot op den avond; zie 1 Kron. 10:12. Alzo bewijzende hun droefenis over Saul en zijn zonen.

1Ch 10.12

2 Samuel 1:12

1 Kings 21:9

14) Roept

Dit beveelt zijt, opdat men kennis zou nemen van het leven en den wandel van Naboth. Want de vastendagen werden onderhouden om, onder andere redenen, ook onderzoek te doen naar enige grove zonden, die openbaar geworden waren, en die naar behoren te straffen, ten einde alzo de gramschap Gods van de gehele gemeente afgekeerd mocht worden.

15) in de hoogste plaats

Hebreeuws, in het hoofd des volks, alzo onder, 1 Kon. 21:12. Versta hierdoor, een verheven plaats der vergadering, in welke de beschuldigden gesteld werden, opdat zij te beter van het volk zouden gezien en gehoord worden. Of, versta, een verheven en waardig gestoelte, waarin de voornaamsten der stad [onder welken men meent, dat Naboth een geweest is] plachten te zitten, en dat Naboth daar, in zijn gewoonlijke plaats te zitten, toegelaten werd, om hem alle nadenken te benemen van het kwaad, dat tegen hem gestookt werd.

1Ki 21.12

Nehemiah 9:1

1) dezer maand

Te weten, der zevende maand, gelijk boven, Neh. 8:1, als het vreugdefeest der loofhutten met den twee en twintigsten derzelfde maand besloten was.

Ne 7.73

2) zakken,

Zie Gen. 37:34.

Ge 37.34

3) aarde

Tot een teken hunner nietigheid en onwaardigheid, mitsgaders vernedering voor den Heere en berouw over hun zonden. Vergelijk 2 Sam. 1:2.

2Sa 1.2

Esther 4:16

42) vast voor mij,

Zij wil zeggen: In uw vasten en bidden zult gij mijner bij God gedenken, dat Hij zijn zegen wil geven tot de voorbede, die ik den koning doen zal.

43) in drie dagen,

Dit vasten heeft maar geduurd twee nachten, een vollen dag en twee delen van dagen. Want ten derden dage is Esther tot den koning gegaan, Esth. 5:1. Zie dergelijke manier van spreken Matth. 12:40, van het verblijf van Jona in den buik van den walvis, en van Christus in het graf.

Es 5.1 Mt 12.40

44) naar de wet is.

Van welke boven, Esth. 4:11, gesproken wordt.

Es 4.11

45) Wanneer ik dan omkome,

Het is zoveel alsof Esther zeide: Ik ben gewillig mijn leven in gevaar des doods voor mijn volk te stellen, en te verwachten wat God geven zal. Dusdanige manier van spreken gebruikt ook Jakob, Gen. 43:14; zie de aantekening aldaar.

Ge 43.14
Copyright information for DutKant