‏ Leviticus 1:4

9) zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen,

Hebreeuws, met zijne hand steunen. Te weten, om daarmede te betuigen dat hij dit offer aan God toeheiligde, overgaf en voorstelde, als in de plaats van zichzelven, om voor zich genade bij den HEERE te vinden, door de toekomende offerande van den Messias, die door deze afgebeeld was. Zie Exod. 29:10.

Ex 29.10

10) het voor hem aangenaam zij,

Dat is opdat het hem, die het offert, voor een wettelijk en Gode aangenaam offer verstrekke.

11) hem te verzoenen.

Dat is, om voor hem te betekenen en te verzegelen de verzoening, die door den Messias in de volheid des tijds geschieden zou; Rom. 3:25; 2 Cor. 5:19; Ef. 1:7; Col. 1:14,19,20.

Ro 3.25 2Co 5.19 Eph 1.7 Col 1.14,19,20

‏ Leviticus 22:21

Copyright information for DutKant