Leviticus 10:1

1) wierookvat,

Een vat om wierook er in aan te steken; zo ook Num. 16:17. Het Hebreeuwse woord betekent ook een blusvat, Exod. 25:38, en een koolpan; Exod. 27;3.

Nu 16.17 Ex 25.38

2) brachten

Anders, offerden; dat is, meenden te offeren.

3) vreemd vuur

Te weten, wat niet genomen was van het heilige vuur des tabernakels; zie daarvan boven, Lev. 1:7, en Lev. 6:12.

Le 1.7 6.12

4) voor het aangezicht des HEEREN,

Zie boven, Lev. 1:3.

Le 1.3

Numbers 16:32-33

41) alle mensen,

Uitgezonderd de zonen van Korach, welke niet zijn omgekomen, als dienende misschien te dezer tijd in de tent der samenkomst, en van huns vaders oproerig voornemen niet wetende, of immers hetzelve niet toestemmende. Zie onder, Num. 26:11; 1 Kron. 6:22,37.

Nu 26.11 1Ch 6.22,37
42) alles wat hunner was,

Of, allen die hun toebehoorden.

43) helle;

Zie Num. 16:30.

Nu 16.30
Copyright information for DutKant