Leviticus 18:3

2) inzettingen niet wandelen.

Zo worden genoemd de afgrijslijke gewoonten, die door toelating en het gewone gebruik onder de gemelde volken zo de overhand genomen hadden, dat ze voor gestelde wetten gehouden werden. Vergelijk onder, Lev. 18:30, en Lev. 20:23.

Le 18.30 20.23

Leviticus 20:23

Deuteronomy 12:29-30

29) die erfelijk te bezitten;

Dat is, hun land; gelijk boven, Deut. 9:1, en Deut. 11:23, enz.

De 9.1 11.23
30) achter hen,

Dat is, alzo, dat gij hen navolgt.

Deuteronomy 18:14

17) die gij zult erven,

Dat is, wier landen; gelijk boven, Deut. 9:1 en elders meer.

De 9.1

18) heeft u zulks niet toegelaten.

Hebreeuws, heeft u alzo niet toegelaten; versta, te doen.

Ezekiel 5:7

26) dies meer gemaakt hebt

Te weten met zondigen en overtreden. Hebreeuws, om uw vermenigvuldigen; dat is, omdat gij vermenigvuldigt, te weten in zonden, of vermenigvuldigd wordt in zonden. Anderen verstaan deze vermenigvuldiging van hun grote menigte en geweldigen rijkdom, waarin zij de omliggende heidenen overtroffen, en evenwel tegen God ondankbaar waren. Vergelijk Deut. 32:15.

De 32.15

27) rechten der heidenen,

Die niet toelieten dat men zijn goden en godsdienst lichtvaardig veranderen zou, Jer. 2:10,11. Men kan dit ook van de natuurlijke en burgerlijke wetten verstaan [die van God in de harten van alle mensen zijn ingeschreven, Rom. 1:32, en Rom. 2:15], die vele heidenen beter dan de Joden onderhouden hebben. Onder deze is ook, dat men zijn woord en belofte, die men houden mag, moet houden, hetwelk de Joden niet gedaan hebben; 2 Kon. 24:1,20.

Jer 2.10,11 Ro 1.32 2.15 2Ki 24.1,20
Copyright information for DutKant