Leviticus 21:17
29) zaad, Dat is, zonen of nakomelingen, hetzij hoge- of onderpriester. Alzo onder, Lev. 21:21. Le 21.21 30) naar hun geslachten, Dat is, in welken tijd of eeuwen zij na u zouden mogen leven. 31) de spijze zijns Gods te offeren. Zie boven, Lev. 3:11. Le 3.11 Leviticus 22:20
31) niet aangenaam zijn voor u. Hebreeuws, niet naar aangenaamheid of welgevallen. Alzo in Lev. 22:21. Versta, niet aangenaam den Heere. Vergelijk hiermede boven de aantekeningen op Lev. 1:4. Le 22.21 1.4 Deuteronomy 32:5
9) Hij heeft het tegen Namelijk, Isral. 10) Hem verdorven; Namelijk, den HEERE. 11) Zijn kinderen niet; Te weten, die het alzo verdorven en zo schandelijk gemaakt hebben. Anders, hun gebrek is niet zijner kinderen; dat is, betaamt dengenen niet, die zijn kinderen genaamd worden, dewijl het niet uit zwakheid, maar uit moedwil en een onboetvaardig hart voortkomt. 2 Samuel 14:25
Job 11:15
32) uit de gebreken, Dat is, uit de menigerlei ellenden, in welke gij nu steekt, en de straffen, die gij nu lijden moet.
Copyright information for
DutKant