Leviticus 22:29
2 Chronicles 29:31
51) antwoordde Dat is, begon, of ving aan wederom te spreken. Zie Richt. 18:14. Jud 18.14 52) uw handen Dat is, uw dienst geheiligd. Zie van deze manier van spreken Lev. 7:37, op het woord vuloffers. Le 7.37 53) slachtofferen Versta, allerlei offer van geslachte beesten; Exod. 12:27; Lev. 3:6; Deut. 32:38. Ex 12.27 Le 3.6 De 32.38 54) lofofferen Door welke men Gods weldaden bekende en Hem daarover loofde en dankte. Hoedanige waren enige geloften, vrijwillige offers en spijsoffers. Zie van deze lofoffers Lev. 7:12. Le 7.12 55) brandofferen. Zie van deze Gen. 8:20. Ge 8.202 Chronicles 33:16
36) hij richtte Of, herbouwde het altaar; te weten, opdat hij bekwaam mocht zijn om daarop te offeren.Psalms 50:14
21) dank Of, lof. Van het ceremonieel lofoffer, zie Lev. 7:12; maar hier wordt gesproken van de geestelijke offeranden, die Gods bondgenoten schuldig zijn te doen. Verg. Hebr. 13:15. Le 7.12 Heb 13.15
Copyright information for
DutKant