Leviticus 24:11
17) lasterde de zoon der Isralietische vrouw Het Hebreeuwse woor wat hier uitdrukkelijk lasteren overgezet is, betekent eigenlijk doorsteken, doorboren, doorwonden; waarmede de afgrijselijkheid dezer daad te kennen gegeven wordt, omdat hij God met zijn snode tong als doorstoken had. 18) NAAM, Versta, den naam des Heeren, of, JEHOVAH, gelijk zulks verklaard wordt Lev. 24:16, en Deut. 28:58. Zie van dezen naam Gen. 2:4. Le 24.16 De 28.58 Ge 2.4 19) brachten zij hem tot Mozes; Versta, dat de rechters hem tot Mozes gebracht hebben, om hem raad te vragen hoe zij dezen gruwelijken lasteraar straffen zouden.
Copyright information for
DutKant