Leviticus 26:11-12
16) tabernakel Dat is, Ik wil maken dat mijn genade en woord en godsdienst u steeds bijblijven zullen, opdat ik uw God blijve en gij mijn volk. Vergelijk Lev. 26:12. Le 26.12 17) walgen. Het Hebreeuwse woord betekent iets met grote verfoeiing verwerpen en een afkeer daarvan hebben. Alzo onder, Lev. 26:15,30,43,44. Le 26.15,30,43,44 18) wandelen, Te weten, om u in het geestelijke te onderwijzen, te heiligen en te geleiden ter eeuwige zaligheid, en in het lichamelijke met overvloed van gezondheid, vruchtbaarheid, rijkdom en vrede te zegenen. 19) en zal u tot een God zijn, Zie Gen. 17:7; Ezech. 11:20. Ge 17.7 Eze 11.20 20) tot een volk zijn. Dat is, dat Ik uit genade door den beloofden Messias verlichten, rechtvaardigen en heiligen zal ter eeuwige zaligheid; 1 Cor. 1:30. 1Co 1.30Ezekiel 37:28
52) heilig, Zie boven Ezech. 20:12. Eze 20.122 Corinthians 6:16
31) de tempel Gods met de Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd. 32) gij zijt de tempel Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21,22; 1 Petr. 2:5. Eph 2.21,22 1Pe 2.5 33) des levenden Gods; Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand. 17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden. Ac 17.25 34) God gezegd heeft: Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11,12, ten dele uit Ezech. 37:26. Le 26.11,12 Eze 37.26
Copyright information for
DutKant