‏ Leviticus 26:5

6) dorstijd zal u reiken

De zin is, dat de oogst zo overvloedig zou zijn, dat zij al het graan niet zouden kunnen dorsen v¢¢r den wijnoogst, en dat de wijnoogst ook zo overvloedig zou zijn, dat zij den wijn niet zouden kunnen kelderen v¢¢r den zaaitijd; zodat zij van het werk zouden overvallen worden.

7) verzadiging toe,

Alzo boven, Lev. 25:19.

Le 25.19

‏ Psalms 126:6

12) het zaad draagt,

Anders: het kostelijke zaad; dat is, dat hun duur ingekocht staat.

13) dat men zaaien zal,

Of, dat hij zaaien zal. Hebr. de trekking des zaads, of het zaad der trekking; te weten, dat uit den zaadzak getrokken wordt.

14) gaat al gaande en

Deze manier van spreken betekent een gedurig en naarstig gaan. De zin is: Het gaat ons als de arme landlieden, die een weinig duurgekocht zaad hebbende, hetwelk zij wel tot hunne nooddruft behoeven zouden; hetzelve, genoeg tegen hun hart, in den akker strooien; maar als de oogsttijd komt, zo zijn zij heel blijde, omdat zij Gods rijke zegening zien.

‏ Hosea 2:15

39) Baal!

Willende kwanswijs God nog door den Ba„l vereren. Vergelijk Exod. 3:2,4,5, en Richt. 2:11. Het woord Ba„l betekent wel heer en meester, maar omdat zij het gewoonlijk den afgoden op zijn heidens gewoon waren te geven, zo verfoeit God dien titel.

Ex 3.2,4,5 Jud 2.11

‏ Hosea 2:21-22

49) Jizreel verhoren.

Dat is, Gods volk, alzo genoemd, niet alleen omdat zij die plaats bewoond en daar geleden hebben, [gelijk boven Hos. 1:5], maar inzonderheid om de betekenis van dezen naam Jizre‰, dat is, gezaaide Gods, of zaad Gods, waarop Hos. 2:22 slaat, dat is, Gods kerk, inzonderheid van het Nieuwe Testament; zie Rom. 9:24,25, enz.

Ho 1.5 2.23 Ro 9.24,25
50) zaaien,

Zie Ps. 22:31, enz.; Jer. 31:27; Matth. 13:3; 1 Petr. 1:23.

Ps 22.30 Jer 31.27 Mt 13.3 1Pe 1.23

51) Lo-ruchama;

Dat is, niet ontfermde; gelijk boven Hos. 1:6.

Ho 1.6

52) Lo-ammi:

Dat is, niet mijn volk, gelijk boven Hos. 1:9.

Ho 1.9

53) Gij zijt Mijn volk;

Hebreeuws, Ammi-atta; dat is, gij zijt mijn volk.

54) dat zal zeggen:

Te weten volk.

55) O, mijn God!

Of, [Gij zijt] mijn God; vergelijk Zach. 13:9.

Zec 13.9
Copyright information for DutKant