Luke 2:14
19) Ere [zij] God Of, heerlijkheid. 20) vrede op aarde, Namelijk met God, Rom. 5:1. Ro 5.1 21) een welbehagen. Dat is, het welbehagen Gods worde door hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders, des welbehagens; dat is, in de mensen, die God naar zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5. 2Th 1.11 Eph 1.5Romans 5:1
1) vrede bij God, Dat is, vriendschap Gods, daar wij tevoren zijne vijanden waren, Rom. 5:8,10, en de verzekerdheid daarvan in ons gemoed, waardoor wij in God worden gerust gesteld; Joh. 16:33; Rom. 14:17. Ro 5.8,10 Joh 16.33 Ro 14.17Romans 15:33
113) God des vredes zij met u allen. Dat is, die de auteur is van alle zegening, goed en voorspoed; en die wil dat onder Zijne kinderen altijd vrede gehouden worde; Rom. 16:20; 1 Cor. 14:33; 2 Cor. 13:11,13; Filipp. 4:9; 1 Thess. 5:23; 2 Thess. 3:16; Hebr. 13:20. Ro 16.20 1Co 14.33 2Co 13.11,13 Php 4.9 1Th 5.23 2Th 3.16 Heb 13.20Romans 16:20
43) de God des vredes Zie Rom. 15:33. Ro 15.33 44) den satan Namelijk die door zijne middelen u zoekt te verleiden. 45) haast Hetwelk hier wel begint, maar in het einde van deze wereld, hetwelk aanstaande is, Openb. 22:12, volkomen zal geschieden. Re 22.12 46) onder uw voeten verpletteren. Dat is, doen, dat gij hem door Christus volkomen zult overwinnen. De apostel schijnt hier te zien op de eerste belofte des Evangelies; Gen. 3:15. Zie ook Openb. 12:11. Ge 3.15 Re 12.11 47) De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Dezen wens gebruikt de apostel in al zijne zendbrieven. Zie 2 Thess. 3:17. 2Th 3.172 Corinthians 13:11
32) volmaakt, zijt Of, weder opgericht, weder opgebouwd; namelijk tot vereniging met elkander.Ephesians 2:14-15
41) onze vrede, Dat is, oorsprong en oorzaak van onzen vrede, zo tussen God en de mensen, als tussen de mensen zelf, namelijk Joden en heidenen. 42) deze beiden Dat is, Joden en heidenen. 43) des afscheidsels Of des tuins; namelijk die de Joden van de heidenen scheidde en afschutte, gelijk een muur twee huizen of plaatsen pleegt van elkander te scheiden. Waardoor de wet der ceremonin verstaan wordt, die dit onderscheid tussen Joden en heidenen maakte. En Paulus schijnt hier ook te zien op het scheuren van het voorhangsel des tempels, dat scheurde toen Christus leed; Matth. 27:51; Luk. 23:45. Mt 27.51 Lu 23.45 44) de vijandschap Namelijk tussen Joden en heidenen, gelijk uit het volgende blijkt, rijzende uit de verscheidenheid van godsdienst. 45) in Zijn vlees Dat is, in zijn lichaam of menselijke natuur, aan het kruis geofferd, Joh. 1:14; 1 Petr. 4:1; ene gelijkenis van slachtoffers, welker vlees op het altaar verbrand werd. Joh 1.14 1Pe 4.1 46) de wet der geboden Namelijk waardoor de ceremonin waren ingezet, en tot den tijd der verbetering gegeven; Hebr. 9:10. Heb 9.10 47) die twee Namelijk volken, dat is, de uitverkorenen uit beide deze volken; Rom. 9:24, en Rom. 11:7. Ro 9.24 11.7 48) Zichzelven tot Dit zegt de apostel omdat wij met Christus zelf moeten verenigd zijn door het geloof, eer wij uit Joden en heidenen tot n lichaam kunnen worden. 49) een nieuwen mens Dat is, door den Heiligen Geest en de kracht der wedergeboorte vernieuwd. En hier spreekt de apostel van alle gelovigen als van n mens, omdat zij allen onder Christus het Hoofd, als leden van n geestelijk lichaam, gelijk tot een vernieuwden mens worden gesteld. 50) vrede makende; Dat is, vereniging en gemeenschap, nadat de oorzaak en het middel van verdeeldheid is weggenomen.
Copyright information for
DutKant