Luke 24:40
John 1:14
33) vlees Dat is, een waar mens, ons in alles gelijk, Hebr. 2:17, doch zonder zonde, Hebr. 4:15. Zie Jes. 40:5; Jol. 2:28. Heb 2.17 4.15 Isa 40.5 Joe 2.28 34) geworden, en Namelijk niet door verandering of vermenging, maar door aanneming der menselijke natuur, in enigheid des persoons, Gen. 2:7; 1 Cor. 15:45, gelijk verklaard wordt Fil. 2:7; Hebr. 2:14,16. Ge 2.7 1Co 15.45 Php 2.7 Heb 2.14,16 35) gewoond (en Grieks een tabernakel gehad; dat is, voor een tijd onder ons gewandeld en verkeerd. 36) Zijn heerlijkheid Dat is, klare tekenen Zijner goddelijke majesteit, zo in Zijn doop en wonderwerken, Joh. 2:11, als in Zijne verandering op den berg en in Zijne opstanding. Joh 2.11 37) als des Eniggeborenen Dat is, zoals dien toebehoorde en betaamde, die van den Vader van eeuwigheid onuitsprekelijker wijze is geboren, Spreuk. 8:24; Micha 5:2. Pr 8.24 Mic 5.3 38) vol van genade Zie hiervan Joh. 1:17. Joh 1.17John 20:27
47) steek ze in Mijn Grieks werp ze.
Copyright information for
DutKant