Matthew 25:29

20) een iegelijk

Grieks, allen.

21) die heeft,

Dat is, die zijne gaven, die hij heeft, tewerkstelt en wel besteedt.

22) die niet heeft,

Dat is, die zijne gaven niet gebruikt of ledig laat liggen, alsof hij ze niet had gehad.

Luke 8:18

16) hoe gij hoort;

Dat is, met welke genegenheid des harten gij tot het gehoor des woords komt, en gehoord hebbende, hoe gij hetzelve recht zult gebruiken.

17) meent te hebben,

Of, schijnt te hebben. Zie de aantekeningen Matth. 13:12.

Mt 13.12
Copyright information for DutKant