Nehemiah 6:9

12) zochten

Hebreeuws, maakten ons vreesachtig; te weten, zoveel in hen was, het was hun oogmerk in dit alles dat zij ons vrees zochten aan te jagen. Alzo onder, Neh. 6:14. Vergelijk Ps. 56:2; Jer. 2:3.

Ne 6.14 Ps 56.1 Jer 2.3

13) zeggende:

Te weten, bij zichzelven, dat is denkende.

14) sterk mijn handen!

Dit wordt van velen genomen als een gebed van Nehemia tot God, tegen de aanslagen zijner vijanden. Sommigen nemen het aldus: Maar nu, ik zal mijn handen sterken. Of, het is om mijn handen te sterken; dat is, ik zal niet dan te wakkerder en moediger daartegen zijn.

Psalms 14:4

11) Hebben

Anders, weten dan alle werkers der ongerechtigheid niet, die mijn volk opeten, [alsof] zij brood aten, [dat] zij den Heere niet aanroepen? of, [gelijk sommigen] hebben, enz. die mijn volk opeten? zij eten brood [en] roepen den Heere niet aan.

12) volk opeten

Dat is, onbeschroomd, met onrecht en geweld van lijf en goed beroven, Verg. Exod. 22:25; Micha 3:3, en Ps. 79:7.

Ex 22.25 Mic 3.3 Ps 79.7

13) Zij roepen

Alsof zij zeide: Daar schort het deze booswichten, dat zij met den Heere niet willen te doen hebben; daarom is hunne straf zeker en gereed, gelijk volgt.

Psalms 79:7

11) men heeft

Hebr. hij heeft, enz. Dat is, men heeft, of een ieder van hen heeft, enz.

12) opgegeten,

Verg. Deut. 7:16, en Ps. 14:4.

De 7.16 Ps 14.4
Copyright information for DutKant