Numbers 12:8

10) [Van] mond tot mond spreek Ik met hem,

Dat is, in tegenwoordigheid, gemeenzaam, zonder tussenspraak, zeer klaarlijk, met uitgedrukte stem; vergelijk Jer. 32:4; 2 Joh.:12. In gelijken zin wordt gezegd: aangezicht aan aangezicht met iemand spreken. Zie Exod. 33:11, en Deut. 5:4, en de aantekeningen.

Jer 32.4 Ex 33.11 De 5.4

11) [door] aanzien,

Te weten, niet door het aanzien van het goddelijke wezen, [hetwelk onzienlijk is, Exod. 33:20,23; Joh. 1:18, en 1 Tim. 6:16], maar enig bijzonder teken van zijn heerlijkheid. En hoewel Hij zich ook den anderen profeten op verscheidene wijzen vertoond heeft, zo zijn nochtans die, in welke Hij aan Mozes verscheen, klaarder geweest dan de andere; ten welken aanzien Mozes boven de andere profeten hier verheven wordt. Vergelijk Exod. 33:11,20,22,23, en Deut. 34:10. Andersn aldus: En [bij] aangezicht, en niet door duistere woorden of gelijkenis des Heeren ziet hij.

Ex 33.20,23 Joh 1.18 1Ti 6.16 Ex 33.11,20,22,23 De 34.10

Judges 14:12

25) raadsel te raden geven;

Dat is, een kunstige, duistere en vreemde rede, of spreuk, onder welk iets verborgen is, dat de woorden niet geven, maar door nadenken moet worden uitgevonden, en alsdan klaar en bevallig is. Hebreeuws alsof men zeide: Een raadsel raadselen; alzo onder, Richt. 14:13,16; Ezech. 17:2. Zie wijders 1 Kon. 10:1.

Jud 14.13,16 Eze 17.2 1Ki 10.1

26) wel zult verklaren en uitvinden,

Hebreeuws, verklarende verklaren.

27) fijne lijnwaadsklederen,

Het Hebreeuwse woord wordt genomen voor fijn lijnwaad, en een laken, hemd, of iets anders daarvan gemaakt, om zich des nachts daarmede te dekken, of ook des daags om te slaan of aan te doen. Hetzelfde woord vindt men in het Nieuwe Testament gebruikt in de Griekse spraak, Matth. 27:59; Mark. 14:51,52, en Mark. 15:46; Luk. 23:53.

Mt 27.59 Mr 14.51,52 15.46 Lu 23.53

28) en dertig

Anders, te weten, dertig wisselklederen, van hetzelfde fijne lijnwaad gemaakt. Vergelijk onder, Richt. 14:19.

Jud 14.19

29) wisselklederen.

Hebreeuws, verwisselingen van klederen.

Psalms 78:2

3) spreuken;

Hebr. spreuk. Zie 1 Kon. 4:32, en van het opendoen des monds Job 33:2.

1Ki 4.32 Job 33.2

4) verborgenheden

Gelijk ene fontein zal ik uitgieten, of uitborrelen, scherpzinnige, treffelijke en aanmerkelijke spreuken en zaken, die in voortijden geschied zijn, waarin verborgenheden vervat zijn. Zie van het Het Hebr. woord [dat ook raadselen betekent] Richt. 14:12; 1 Kon. 10:1; Matth. 13:35, en voorts van het andere Hebr. woord, dat uitborrelen betekent, Ps. 19:3.

Jud 14.12 1Ki 10.1 Mt 13.35 Ps 19.2

Matthew 13:35

31) voortbrengen

Of, overvloediglijk voortbrengen. Grieks, uitwellen, gelijk een fontein haar water doet.

32) verborgen waren

Dat is, zulke leringen, die altijd in zichzelven verborgenheden zijn geweest, maar evenwel in Gods Woord voorzegd en geopenbaars; gelijk het alzo ook Ps. 78:2, genomen wordt.

Ps 78.2
Copyright information for DutKant