Numbers 14:33-34
40) weiden in deze woestijn, Hebreeuws, zullen zijn weidende. Het Hebreeuwse woord betekent schaapherders te zijn, of als schaapherders met de kudde herwaarts en derwaarts om te zweven om goede weiden te zoeken. Waarmede verstaan wordt een onzeker en ongestadig leven op de aarde. Vergelijk Jes. 38:12. Isa 38.12 41) veertig jaren, Te weten, hierin begrepen zijnde den tijd van hun uittocht uit Egypte, gelijk blijkt onder, Num. 33:38, en Deut. 1:3, en Deut. 2:14. Nu 33.38 De 1.3 2.14 42) uw hoererijen dragen, Dat is, de straffen, die gij door uw velerlei geestelijke hoererij en afvalligheid verdiend hebt. De geestelijke hoererij is afgodendienst, van welken zie Exod. 34:15,16; en alhoewel deze kinderen de straf hunner ouders leden, aldus vele jaren door de woestijn dwalende, nochtans was God niet onrechtvaardig, overmits zij ook hun menigvuldige zonden hadden, die straf verdienden. Ex 34.15,16 43) ongerechtigheden dragen, Dat is, de straf uwer ongerechtigheden. Zie Gen. 4:13. Ge 4.13 44) veertig jaren, Zijnde er onder begrepen de tijd, die nu voorbij was, sedert zij uit Egypte getogen waren. Zie boven, Num. 14:33. Nu 14.33 45) Mijn afbreking. Dit kan men verstaan ten aanzien van God, die om hun langdurige wederspannigheid van hen zou wijken, of ten aanzien van het volk, dat, van God afwijkende, dezelfde straf verdiend had. Deuteronomy 1:6-7
18) Gij zijt lang genoeg Hebreeuws, het is ulieden veel te blijven, of, wonen, enz. 19) lang genoeg Te weten, omtrent een jaar, want zij zijn in het begin der derde maand na den uittocht uit Egypte bij Sina en Horeb gekomen; Exod. 19:1,2. En zijn vandaar getogen in het volgende jaar, op den twintigsten dag der tweede maand; Num. 10:11. Ex 19.1,2 Nu 10.11 20) het gebergte Beginnende bij de bergen Horeb en Sina, en voorts strekkende noordwaarts tot aan Kades-Barnea, bij de grenzen van Ser en Kanan, naar uitwijzen der kaart. 21) der Amorieten, Hebreeuws, van den Amorieter en tot al zijne geburen; dat is, naastgelegen plaatsen. 22) in het zuiden, Dit ziet op de palen des beloofden lands, tegen het zuiden, westen, noorden en oosten. Vergelijk Num. 34:2. Maar niettegenstaande dit bevel, zo zouden de wederspannigen evenwel in dit land niet komen; onder, Deut. 1:35. Het gebergte Libanon wordt dikwijls in de Schrift vermeld, gelegen aan de noordergrenzen van Kanan. Nu 34.2 De 1.35 23) Frath. Dat is, Eufraat. Zie daarvan Gen. 2:14, en Gen. 15:18. Ge 2.14 15.18 Deuteronomy 2:14
21) krijgslieden Die door Gods bevel geteld waren, zijnde twintig jaren oud en daarboven. Zie Num. 1:3. Nu 1.3 22) gelijk de HEERE hun gezworen had. Zie boven, Deut. 1:35, en Num. 14:21, enz. De 1.35 Nu 14.21
Copyright information for
DutKant