Numbers 15:38-39

26) snoertjes maken aan de hoeken hunner klederen,

Vergelijk Deut. 22:12;; Matth. 23:5; idem Exod. 13:16; Deut. 6:8, en Deut. 11:18.

De 22.12 Mt 23.5 Ex 13.16 De 6.8 11.18
27) hij zal ulieden aan de snoertjes zijn,

Te weten, de draad.

28) naar uw hart,

Dat is, gij zult niet pogen na te volgen de gedachten van uw hart en de begeerlijkheid uwer ogen, om de afgoden der heidenen na te hoereren, gelijk gij door uw vleselijke zinnelijkheid genegen zijt te doen, gelijk wel gebleken is.

Matthew 23:5

4) gedenkcedels

Grieks, Phylacteria; dat is, bewaarcedels, welke briefjes of cedeltjes van perkament waren, waarop de wet Gods of enig deel derzelve geschreven stond, die zij aan hunne voorhoofden en armen vonden, om te schijnen de gedachtenis der wet altijd voor ogen te hebben, en meenden daarin te volgen hetgeen God beveelt Exod. 13:9,16; Deut. 6:8.

Ex 13.9,16 De 6.8

5) zomen van hunne klederen

Dit waren franjes met blauwe snoertjes aan de hoeken van de bovenste klederen, die zij, volgens de wet, Num. 15:38; Deut. 22:12, moesten dragen om daardoor te gedenken aan de hemelse leer der wet.

Nu 15.38 De 22.12
Copyright information for DutKant