Numbers 24:10

17) hij sloeg zijn handen samen;

Tot een teken van toorn en verdriet.

18) gij hebt hen nu driemaal gedurig gezegend!

Hebreeuws, zegenende hebt gij hun gezegend.

Job 17:3

8) Zet toch bij,

Te weten, borgtocht of pand, Job keert zich tot God, wensende dat hij over het geschil, dat hij met zijn vrienden had, met God zou mogen pleiten, om zijn recht alzo voor Hem te verdedigen. Vergelijk boven, Job 16:21.

Job 16.21

9) stel mij

Te weten, die van uwentwege beloven zal, dat Gij in het recht met mij zult treden, en vasthouden aan hetgeen billijk zal bevonden worden.

10) in mijn hand

Te weten, van den borg, tot verzekering van hetgeen hij voor u beloven zal. Dit was een manier van doen, gebruikelijk onder degenen, die in hun samenhandelingen elkander ter trouw wat beloven wilden. Zie Spreuk. 6:1, en Spreuk. 11:15, en Spreuk. 17:18, en Spreuk. 22:26.

Pr 6.1 11.15 17.18 22.26

Job 34:37

85) zonde

Dat is, de misdaad, die hij totnutoe gedaan heeft, door misverstand en dwaling.

86) overtreding

Dat is, zijn zonden vermenigvuldigen.

87) in de handen klappen,

Alsof hij ons met zijn disputen overwonnen had. Zie boven, Job 27:23, en vergelijk 1 Kon. 9:8. Sommigen verstaan het alzo, dat hij hun tot dispuut geroepen had en borgtocht wilde aangaan. Vergelijk boven, Job 17:3.

Job 27.23 1Ki 9.8 Job 17.3

Psalms 47:1

1) opperzangmeester

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) kinderen

Zie Ps. 42:1.

Ps 42.1

3) in de

Hebr. de palm; tot een teken van blijdschap en vrolijke toestemming. Verg. Ps. 89:8; 2 Kon. 11:12.

Ps 89.7 2Ki 11.12

Psalms 98:8

14) met de handen

Hebr. met de handpalm. Dit ziet op het gebruik der mensen, die met het klappen der handen vreugde bedrijven en betonen dat zij een zeer goed behagen en genoegen aan ene zaak hebben. Alzo ook Ps. 47:2, en Jes. 55:12.

Ps 47.1 Isa 55.12

15) vreugde

Of, juichen.

Lamentations 2:15

83) Allen,

Te weten van welken staat of stand zij zijn, doch versta die, welke vreemd zijn van de ware religie.

84) klappen met de handen

Tot uw spot. Hebreeuws, met de palmen. Zie de aantekening Job 27:23.

Job 27.23

85) zij fluiten

Zie 1 Kon. 9:8; 2 Kon. 19:21; Job 16:9; Jer. 18:16.

1Ki 9.8 2Ki 19.21 Job 16.9 Jer 18.16

86) waarvan men van zeide,

Dat is, die men noemde de volmaakte in schoonheid.

87) vreugde der ganse aarde?

Vergelijk Ps. 48:2, en Ps. 50:2.

Ps 48.1 50.2

Ezekiel 25:6

11) geklapt,

Van grote vreugde en vermaak over de ellenden der Joden, alsof zij zeiden: Heah, zo zo, dat is toch te goed, dat gaat wel; vergelijk Ezech. 25:3, en boven Ezech. 6:11.

Eze 25.3 6.11

12) van harte verblijd zijt geweest

Of, met lust. Zie Ps. 27:12. Alzo Ezech. 25:15. Of aldus: En verblijd zijt geweest in al uw gretige plundering. Hebreeuws, in, of met de ziel. Vergelijk onder Ezech. 36:5.

Ps 27.12 Eze 25.15 36.5

13) plundering,

Of, spijt; idem, versmading; gelijk boven Ezech. 16:57, en onder Ezech. 25:15.

Eze 16.57 25.15
Copyright information for DutKant