Numbers 25:7

Joshua 22:13

Joshua 22:32

36) brachten hun antwoord weder;

Hebreeuws, zij brachten hun het woord wederom; dat is, zij hebben de gemeente trouwelijk aangezegd het antwoord en ontschuldiging der Rubenieten, enz., mitsgaders hun gehelen handel en voornemen.

Judges 1:8

9) hadden tegen Jeruzalem gestreden,

Anders, streden; maar het gevoelen van de meesten is, dat alhier bij gelegenheid wat in Richt. 1:7 gezegd is, dat zij Adoni-Bezek te Jeruzalem brachten, de inneming van Jeruzalem en enige andere geschiedenissen [tot aan Richt. 1:17] uit het boek Jozua worden herhaald, gelijk te zien is Joz. 15.

Jud 1.7,17

10) ingenomen,

Versta, dat deel der stad, hetwelk hun ten deel gevallen was, niet het andere deel wat Benjamin mede toekwam, en het slot. Zie Joz. 15:8,63, en Joz. 18:11,28. Ook onder, Richt. 1:21, met de aantekeningen.

Jos 15.8,63 18.11,28 Jud 1.21

11) scherpte des zwaards

Hebreeuws, aan den mond des zwaards.

12) gezet.

Hebreeuws, gezonden; dat is, zij hadden het vuur daarin geworpen; alzo onder, Richt. 20:48.

Jud 20.48

Judges 18:29

56) Isra‰l geboren was;

Dat is, Jakob; zie Gen. 30:6.

Ge 30.6

Judges 19:11-12

19) Jebusieten wijken,

Zie Gen. 10:16.

Ge 10.16
20) vreemde stad,

Hebreeuws, stad van een vreemde; dat is, enige stad der heidenen, die van God en zijn volk vervreemd waren. Hieruit wordt afgenomen dat Jeruzalem ten tijde, toen dit gebeurd is, niet was bewoond door de Isra‰lieten, of immers niet alzo, dat zij de stad machtig waren. Vergelijk Joz. 15:63, en boven, Richt. 1:8,21, en 2 Sam. 5:6. Het kan zijn dat de Isra‰lieten, nu en dan God vertoornende, zowel Jeruzalem als andere plaatsen gans weder verloren hebben, hoewel dat hun van den Heere erfelijk was gegeven, en van hem verkoren om aldaar zijn naam te zetten, gelijk naderhand geschied is, ten tijde van David, Salomo, enz.

Jos 15.63 Jud 1.8,21 2Sa 5.6

Judges 20:28

50) Pinehas,

Zie boven, Richt. 17:1.

Jud 17.1

51) stond

Dat is, diende als hogepriester. Zie Deut. 10:8, en Deut. 18:5, enz.

De 10.8 18.5

52) Zijn aangezicht,

Des Heeren, of voor haar, te weten, de ark des verbonds.

53) nog meer uittrekken ten strijde

Hebreeuws, zal ik [namelijk Isra‰l] nog, of, voortaan toedoen, of, voortvaren uit te trekken.

54) hem in uw hand geven.

Benjamin.

Copyright information for DutKant