Numbers 4:32

43) zelen,

Versta, de koorden van de pilaren des voorhofs. Gelijk de Gersonieten de zelen droegen, en de touwen van de behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van de poort des voorhofs. Zie boven, Num. 4:26, en Num. 3:26.

Nu 4.26 3.26

44) bij namen tellen.

Dat is, gij zult dat stuk voor stuk tellen en overleveren, met een register van hetzelve, opdat niets daarvan verloren worde.

1 Kings 4:4

6) Abjathar

Die den naam van priester bij zijn leven heeft behouden, zonder de daad of actuelen dienst. Zie boven, 1 Kon. 2:26,27.

1Ki 2.26,27

2 Kings 23:4

11) tweede ordening,

Deze priesters zijn onder den overpriester de voornaamste geweest.

12) dorpelbewaarders,

Te weten, van den tempel des Heeren. Alzo boven, 2 Kon. 22:4. Zie de aantekening.

2Ki 22.4

13) Kidron,

Zie 1 Kon. 2:37.

1Ki 2.37

14) Beth-el dragen.

Een der steden, waar Jerobeam een gouden kalf had opgericht, 1 Kon. 12:29, en daardoor een poel van afgoderij; uit welke oorzaak zij Bethaven, dat is, een huis der boosheid, genoemd wordt, Hos. 4:15, en Hos. 10:5, en hier van Josia smadelijk onteerd wordt met de as der verbrande afgodische vaten daar uit te werpen.

1Ki 12.29 Ho 4.15 10.5

2 Kings 25:18

25) Seraja,

Deze is geweest de zoon van Azaria, die de zoon was van Hilkia, 2 Kron. 6:13,14, die het wetboek in den tempel vond, boven, 2 Kon. 22:8. Seraja's zoon was Ezra, wiens boek wij onder de boeken des Ouden Testaments hebben, Ezra 7:1.

2Ch 6.13,14 2Ki 22.8 Ezr 7.1

26) hoofdpriester,

Hebreeuws, den priester het hoofd, of die het hoofd was; dat is, de eerste, of de voornaamste en opperste, te weten, der priesters. Alzo 2 Kron. 26:20, en 2 Kron. 31:10; Ezra 7:5.

2Ch 26.20 31.10 Ezr 7.5

27) Zefanja,

De zoon van Ma„seja, Jer. 21:1, een ander dan Zefanja den profeet, die was de zoon van Chusi, Zef. 1:1.

Jer 21.1 Zep 1.1

28) tweeden priester,

Zie Num. 3:32, en 1 Kon. 4:4.

Nu 3.32 1Ki 4.4

John 11:49

49) deszelven jaars

Het hogepriesterambt werd toen door de Romeinen vergeven voor zekeren tijd, somwijlen ook van jaar tot jaar, Luk. 3:2; Hand. 4:6, tegen de ordinantie Gods. Zie Num. 35:28; Joz. 20:6; Hebr. 7:23.

Lu 3.2 Ac 4.6 Nu 35.28 Jos 20.6 Heb 7.23

John 11:51

51) het volk;

Namelijk der Joden.

John 18:13

19) eerst tot Annas;

En daarna tot Kajafas, gelijk blijkt Joh. 18:24. Zodat hetgeen hierna in den tekst volgt, niet in het huis van Annas, maar van Kajafas geschied is.

Joh 18.24

Acts 4:6

10) Annas, de

Van dezen Annas, alsook van Kajafas, zie Luk. 3:2; Joh. 11:49, en Joh. 18:13.

Lu 3.2 Joh 11.49 18.13

11) Johannes,

Deze was een van de vijf zonen van Annas, anderszins ook Janathas genaamd. Zie Josef.de bell.,lib. 2,cap. 25.

12) Alexander,

Sommige menen dat deze zou zijn die Alexander, van wien Josefus gewag maakt, Antiq. lib. 20, cap. 3, omdat hij ook van Joodse afkomst was; doch alzo dezelve stadhouder van Judea was, zo is het niet waarschijnlijk dat hij hogepriester is geweest.

13) het hogepriesterlijk

Hetwelk verstaan kan worden •f van zulken, die afkomstig waren van hogepriesters, •f van overpriesters, dat is, van de hoofden der priesters, die in dagorden verdeeld waren; 1 Kron. 24:1; Luk. 1:5.

1Ch 24.1 Lu 1.5
Copyright information for DutKant