Obadiah 18-20

56) Jakobs huis zal een vuur zijn,

De kerk zal, door de kracht van haar Hoofd Jezus Christus, al hare vijanden, door de Edomieten afgebeeld, verteren. Verg. de manier van spreken met Richt. 9:15,20; Jes. 29:6.

Jud 9.15,20 Isa 29.6

57) zij zullen

Die van het huis van Jakob en Jozef.

58) hen ontbranden,

De Edomieten. Verg. Ps. 7:14, en Ps. 10:2.

Ps 7.13 10.2
59) die van het zuiden

Hebr. het zuiden zullen, enz. Juda strekte zich in het zuiden van Kana„n tot aan het gebergte van Ezau. De Joden, die in de laagte woonden, grensden aan het land der Filistijnen, gelegen westwaarts langs de Middellandse zee. Anders aldus: en zij zullen erfelijk bezitten het zuiden [namelijk] het gebergte van Ezau, en de laagte [namelijk] de Filistijnen, enz. Verg. Deut. 1:7; Joz. 10:40; Richt. 1:9; 2 Kron. 28:18. Het is ene profetie [naar de stijl en staat van het Oude Testament] van de uitbreiding van het Evangelie van Christus onder de vijandelijke heidenen. Verg. Amos 9:12; Zef. 2:7,9, enz. met de aantekening aldaar.

De 1.7 Jos 10.40 Jud 1.9 2Ch 28.18 Am 9.12 Zep 2.7,9

60) veld van Efraim

Dat is, land, gelijk Hos. 12:13. Dat is, de voornaamste der tien stammen, welke Efra‹m was, een verleider van de rest en Samaria de hoofdstad daarvan.

Ho 12.12

61) Gilead.

Versta, zal Gilead bezitten, gelegen over de Jordaan, toebehorende Ruben, den halven stam van Manasse en Gad.

62) gevankelijk weggevoerden

Hebr. gevankelijke wegvoering, vervoering, ballingschap, gelijk dikwijls. Alzo in het volgende; dat is, dit weggevoerde heir.

63) heir der kinderen Israels,

Gelijk boven Obad. 1:11,13.

Ob 1.11,13

64) hetgeen

Versta, zullen erfelijk bezitten hetgeen, enz.

65) Kana„nieten was,

Der afgodische en vijandelijke volken.

66) Zarfath toe;

Zie 1 Kon. 17:9.

1Ki 17.9

67) hetgeen

Versta, zullen bezitten, hetgeen enz. Anders: die in Sefarad [zijn] zullen de steden, enz.

68) Sefarad is,

Wat door Sefarad te verstaan is, daarvan is verscheiden gevoelen, enz.

John 21:15-17

19) [zoon] van Jonas,

Zie Matth. 16:17.

Mt 16.17

20) hebt gij Mij

Namelijk gelijk gij tevoren meendet en roemdet, Matth. 26:33; Luk. 22:33, en nochtans mij driemaal hebt verloochend.

Mt 26.33 Lu 22.33

21) dan dezen?

Namelijk mij liefhebben.

22) Gij weet, dat

Dat is, niettegenstaande mijn voorgaanden val, waarvan ik hartelijk berouw heb, en hetwelk ik vertrouw dat gij mij vergeven hebt, zo weet gij, al is het dat de belijdenis uit zwakheid heeft opgehouden in mijn mond, dat nochtans mijne liefde jegens u niet heeft opgehouden in mijn hart.

23) lammeren.

Beide woorden lammeren en schapen betekenen enerlei zaken, namelijk de lidmaten van Christus' kerk, gelijk men kan zien uit de vergelijking van Matth. 10:16, Luk. 10:3. Hoewel sommigen menen dat door de lammeren de tedere Christenen, en door de schapen die sterker in het geloof zijn verstaan zouden worden; Jes. 40:11.

Mt 10.16 Lu 10.3 Isa 40.11
24) ten derden maal:

Overmits Petrus met driemaal Christus te verloochenen zichzelven het apostelambt onwaardig gemaakt had, zo trekt hij hier wederom driemalen deze belijdenis uit Hem, om daarmede hem wederom in zijn ambt te bevestigen, en niet om hem daarmede tot een hoofd der kerk en boven de andere apostelen te stellen.

25) bedroefd, omdat

Namelijk omdat hij meende dat Christus met dit driemaal vragen aan zijne liefde scheen te twijfelen.

26) Weid Mijn schapen.

Hetzelfde wat hier Petrus wordt bevolen, dat wordt ook belast al den dienaren des heiligen Evangelies; Hand. 20:28; 1 Petr. 5:2. Hoewel Petrus aan geen zekere gemeente of plaats verbonden was, gelijk ook de andere apostelen niet waren; Matth. 28:19; Mark. 16:15,20, die met Petrus enerlei last en macht ontvangen hebben. Zie Joh. 20:23; Openb. 21:14.

Ac 20.28 1Pe 5.2 Mt 28.19 Mr 16.15,20 Joh 20.23 Re 21.14

Acts 8:26

27) welke woest is.

Grieks deze is woest. Alzo er twee wegen waren om van Jeruzalem naar Gaza te reizen, zo vermaant hem de engel, dat hij niet den meest gebaanden, maar den anderen, die woest was, door de gebergten zou heen reizen.

Acts 8:40

38) werd gevonden,

Dat is, bevond zichzelven nedergezet.

39) te Azote;

Dit was ene stad in Palestina, van de Hebre‰n Asdod genaamd; waarvan zie Joz. 11:22.

Jos 11.22

40) Cesarea kwam.

Dit was ook ene stad in Palestina, tegen de zee gelegen, eertijds genaamd Turris Stratonis, van Herodes opgebouwd, en Cesarea genaamd, ter ere van den keizer Augustus. Zie breder de aantekeningen Hand. 10:1.

Ac 10.1

Acts 9:32

39) alom doortrok,

Grieks in alle; namelijk plaatsen, dat is landen, in Hand. 9:31 genoemd, om de gemeenten te bezoeken, en te sterken die uit de besnijdenis waren; Gal. 2:7,9.

Ac 9.31 Ga 2.7,9

40) de heiligen,

Dat is, de gelovige Christenen.

41) Lydda woonden.

Zie Hand. 9:35.

Ac 9.35

Acts 9:35-36

45) te Lydda

Lydda was ene stad in Palestina gelegen, in de landstreek Sarona, of Saron, gelijk zij wordt genaamd Jes. 35:2, en Jes. 65:10, en 1 Kron. 27:29; een vet en welbewoond land, strekkende langs de Middellandse zee, van Cesarea tot Joppe toe.

Isa 35.2 65.10 1Ch 27.29
46) Joppe was

Dit was en is nog een vermaarde haven in Palestina aan de Middellandse zee, eertijds Jafo genaamd, waar Jona scheep ging als hij vluchtte van den Heere, Jona 1:3, waar degenen, die uit Europa naar Jeruzalem reizen, gemeenlijk aankomen, liggende omtrent ene dagreize vandaar aan klippen, van welke men Jeruzalem kan zien.

Jon 1.3

47) hetwelk overgezet

Namelijk Tabitha, gelijk zij in het Grieks overgezet wordt.

48) Dorkas.

Dat is, ene hinde, ree of geit.

Copyright information for DutKant