Philippians 1
44) Zo dan ook Hiermede komt de apostel weder tot de vermaning van man en vrouw, nadat hij de verborgenheid van de vereniging van Christus met Zijne gemeente tussen beiden had verklaard. 45) den man vreze. Dat is, met eerbied den man onderdanig zijn, gelijk hij tevoren heeft vermaand. 1) Timotheus, Hij voegt Timotheus hier bij zich als een oprecht leraars de Evangelies, om te tonen dat deze ook toestemt al wat de apostel aan hen schrijft. Zie 2 Cor. 1:1; 1 Thess. 1:1, en 2 Thess. 1:1. 2Co 1.1 1Th 1.1 2Th 1.1 2) Filippi zijn, Van deze stad in Macedoni, zie Hand. 16:12. Ac 16.12 3) opzieners Grieks Episcopois; dat is, opzieners, waarvan het woord bisschop komt, hetwelk gemeen is allen opzieners der Kerk. Zie Hand. 20:17,28; 1 Tim. 3:1; Tit. 1:5,7; want hier blijkt, dat in ene gemeente meer zulke bisschoppen zijn geweest dan een. Ac 20.17,28 1Ti 3.1 Tit 1.5,7 4) diakenen: Dit woord wordt somtijds in het algemeen genomen voor allerlei dienaren, Matth. 20:26; Rom. 13:4, ook voor de leraars der Kerk, 1 Cor. 3:5, en 2 Cor. 11:23; Ef. 3:7; somtijds in het bijzonder, gelijk hier, voor degenen die de gemeente dienen in het verzorgen der armen, 1 Tim. 3:8,12, van welke instelling en ambt, zie Hand. 6. Mt 20.26 Ro 13.4 1Co 3.5 2Co 11.23 Eph 3.7 1Ti 3.8,12 5) Over Namelijk ik dank God, Filipp. 1:3. Php 1.3 6) uw gemeenschap Dat is, over de grote weldaad, dat u ook het Evangeli is gepredikt, en dat gij met het geloof hebt aangenomen. Zie 1 Joh. 1:3. 1Jo 1.3 7) den eersten dag Namelijk dat gij het Evangelie hebt ontvangen en aangenomen. 8) Hij, Die Namelijk God de Vader. 9) een goed werk Namelijk des geloofs in Christus en der bekering tot God. 10) voleindigen Dat is, meer en meer zal vermeerderen, versterken en bewaren. 11) op den dag van Namelijk op welken Christus u uit dit leven tot Zich zal nemen, of uit de doden zal opwekken ten uitersten dage des oordeels. 12) bij mij recht is, Namelijk naar het recht en de wet der liefde, die geen kwaad denkt, en alle dingen gelooft, en alle dingen hoopt; 1 Cor. 13:5,7. 1Co 13.5,7 13) verantwoording Namelijk in het rechthuis en elders. Zie Filipp. 1:13. Php 1.13 14) mijner genade Dat is, die mij van God gegeven is, niet alleen om te geloven in Christus, maar ook om Zijnentwil te lijden. 15) God is mijn Dit is ene wijze van eedzweren, welke de apostel hier gebruikt, omdat het nodig was dat de Filippensen van zijne liefde tot hen verzekerd zouden zijn. 16) begerig ben Dat is, u allen liefheb, of naar u allen verlang. Zie 2 Cor. 9:14. 2Co 9.14 17) met innerlijke Grieks in de ingewanden; een Hebreeuwse wijze van spreken overmits door een grote inwendige liefde de ingewanden als ontroerd en ontsteld worden. Zie Luk. 1:78. Lu 1.78 18) Jezus Christus. Dat is, welke affectie of liefde ontstaat in mij om Christus' wil, die gij met geloof hebt aangenomen, of omdat wij Jezus Christus tot een algemenen Zaligmaker hebben. 19) uw liefde nog Dat is, de deugd der liefde, die in u is tot God en uwen naaste, in welke alle deugden van de eerste en tweede tafel begrepen zijn. 20) in erkentenis Of, met, door kennis, namelijk van goddelijke zaken, die ter zaligheid nodig zijn. 21) gevoelen; Namelijk inwendig gevoelen des verstands, waardoor de goddelijke zaken begrepen en onderscheiden worden. 22) beproeft Dat is, na beproeving en toetsing der leringen aan Gods woord, recht moogt verstaan en onderscheiden. 23) de dingen, die Of, die uitnemend zijn. Het Griekse woord betekent beide. Want de kennis dezer goddelijke zaken verschilt veel, en is uitnemender dan enige andere kennis van wereldse zaken. Zie Rom. 2:18. Ro 2.18 24) oprecht zijt, Dat is, zonder geveinsdheid of bedrog. 25) zonder aanstoot Namelijk aan iemand, Matth. 18:7; waardoor hij zou verhinderd worden, of ten val gebracht, in de Christelijke loopbaan. Grieks onergerlijk, of onaanstotelijk. Mt 18.7 26) den dag van Christus; Zie Filipp. 1:4. Php 1.4 27) der gerechtigheid, Dat is, der Godzaligheid, vroomheid en nieuwe gehoorzaamheid. 28) die door Jezus Christus Dat is, die door den Geest van Christus in ons gewrocht en voortgebracht worden. 29) tot heerlijkheid Dit is het einde waartoe en waarom alle goede werken moeten gedaan worden. Zie Ps. 115:1; Matth. 5:16; 1 Cor. 10:31; 1 Petr. 2:12, en 1 Petr. 4:11. Ps 115.1 Mt 5.16 1Co 10.31 1Pe 2.12 4.11 30) ik wil, dat Dat is, wordt niet verslagen of geergerd aan mijne gevangenis, maar wilt uit mij dit verstaan. 31) hetgeen aan mij Dat is, deze mijne gevangenis en verdrukking, die ik lijd om des Evangelies wil. 32) tot bevordering Dat is, dat het zover van daar is, dat dezelve den loop en verbreiding der Evangelische leer hinderlijk zou zijn, dat zulks ook, door de bestiering Gods, daartoe dienstig en bevorderlijk is. 33) mijn banden Dat is, de oorzaak waarom ik met banden of ketenen gevangen ben en gehouden word; dat die niet enig kwaad feit bij mij bedreven is, maar alleen de leer des Evangelies. 34) in Christus Dat is, waarmede ik gebonden ben om Christus' wil. Zie Ef. 4:1. Eph 4.1 35) in het ganse Of, hof, of, huis van den keizer Nero; dat is, aan zijne raadsheren en hofgezin. Zie Filipp. 4:22. Php 4.22 36) alle anderen; Namelijk plaatsen of mensen, namelijk in deze stad van Rome en hieromtrent. 37) door mijn banden Dat is, door mijne onnozelheid, standvastigheid, en kloekmoedigheid, die blijkt en van mij getoond wordt in deze mijne gevangenis. 38) vertrouwen gekregen Dat is, kloekmoedig of vrijmoedig geworden zijnde. 39) het Woord onbevreesd Namelijk Gods, dat is, de leer des Evangelies belijden en verkondigen. 40) Sommigen prediken Door deze verstaat de apostel enige leraars, die de rechtzinnige leer wel predikten, omdat er staat dat zij Christus predikten, maar dat hun hart niet zuiver was, maar met nijd en twist tegen Paulus beladen. 41) door nijd en Dat is, misgunnende Paulus de eer, die hem aangedaan werd van degenen, die door zijne predikatin bekeerd werden. 42) twist, maar Of, strijd, dat is, tegen Paulus en de andere oprechte leraars, dien zij daarmede zochten hinderlijk te zijn, of een deel van zijne eer aan zich te trekken. 43) door goedwilligheid. Grieks door een welbehagen; dat is, met een oprecht, goedwillig en genegen hart tot bevordering van der mensen zaligheid. 44) niet zuiver, Dat is, ten aanzien van hun hart, met hetwelk zij de leer predikten, niet met een zuiver en oprecht gemoed. Zie Filipp. 1:15. Php 1.15 45) verdrukking toe Dat is, mijn kruis nog meer te verzwaren, doordien zij met hunne predikatin mij bij de gemeente zoeken verdacht en veracht te maken. 46) uit liefde, Namelijk tot Gods eer, stichting der gemeente en zaligheid der mensen. 47) tot verantwoording Dat is, om de leer des Evangelies ook in deze banden te verkondigen en te verdedigen tegen alle vijanden derzelve; hetwelk, dewijl het door de banden mij dikwijls verhinderd wordt, zij uit liefde mij daarin te hulp komen. Of, vanwege de verantwoording. 48) gezet ben. Of, hier lig, namelijk gevangen. Of, van God hiertoe geroepen ben. 49) Wat dan? Namelijk zal dit zijn, of teweegbrengen? Zal dit, of u of mij ontvoeren? Geenszins. 50) allerlei wijze, Grieks alle. 51) onder een deksel, Namelijk van ijver tot verbreiding des Evangelies, waarmede zij hun nijd en twist zoeken te bedekken. 52) in der waarheid, Dat is met een oprecht en zuiver gemoed, zonder geveinsdheid of bedrog. 53) daarin verblijd Namelijk niet alleen dat Christus in der waarheid gepredikt wordt, maar ook dat Hij van deze anderen, hoewel met geen oprecht gemoed, immers gepredikt en Zijne leer tot zaligheid der mensen door hen alzo verbreid wordt. 54) dat dit mij Dat is, deze verdrukking, die zij mij uit nijdigheid en haat aandoen. 55) door uw gebed Dat is, door de toebrenging of verlening des Heiligen Geestes, die ik door uw gebed voor mij van Christus verkrijgen zal. 56) ernstige verwachting Het Griekse woord betekent ene verwachting als met uitgestrekten hoofde of hals. Zie Rom. 8:19. Ro 8.19 57) beschaamd worden; Dat is, te schande komen door afwijking of bezwijking. 58) gelijk te allen tijd, Namelijk voordezen, in de voorgaande jaren van mijnen dienst, in welke mij ook vele verdrukkingen overkomen, en van mij kloekmoedig overwonnen zijn. 59) groot gemaakt Dat is, geerd, geroemd. Zie van dit woord Luk. 1:46. Lu 1.46 60) in mijn lichaam, Dat is, door het lijden, dat mij in het lichaam zou mogen aangedaan worden. Of, door mijne verlossing. 61) hetzij door het leven, Dat is, hetzij dat ik het leven nog behoud, om Hem nog te dienen en te verheerlijken door de prediking des Evangelies. 62) hetzij door den dood. Dat is, hetzij dat ik van den keizer omgebracht en gedood word, om Christus met mijnen dood te vereren en Zijne leer met mijn bloed te bevestigen. 63) Want Of, want Christus is mijn gewin in het leven en in het sterven. 64) het leven is mij Dat is, zo ik nog in het leven blijf, zal ik het besteden ter ere en ten dienste van Christus. 65) het sterven is Dat is, zo ik gedood word, dat zal mij geen schade, maar groot gewin toebrengen, alzo ik voor de aarde den hemel, en voor dit ellendig sterflijk leven en gelukzalig eeuwig leven zal gewinnen. 66) of te leven in Dit betekent hier niet naar de lusten des vleses te leven, gelijk Rom. 8:1, maar in dit lichamelijk en tijdelijke leven te blijven. Ro 8.1 67) hetzelve mij Of, of het leven in den vlees mij nog gebeurde, hetzelve zou mij oorbaarlijk zijn. Grieks ene vrucht des werks. 68) wat ik verkiezen zal, Namelijk indien mij de keuze van beide gegeven werd, f te sterven, f nog in het leven te blijven. 69) weet ik niet. Namelijk overmits er aan wederzijden zeer gewichtige redenen zijn; zodat ik kwalijk weet welke als de gewichtigste mij het meest behoren te bewegen. 70) deze twee Namelijk verscheidene begeerten, die daarna uitgedrukt worden. 71) gedrongen, Namelijk in mijn gemoed, niet wetende wat ik voor het beste zal houden, overmits er wederzijds krachtige en dringende redenen zijn. 72) ontbonden te Of, te verhuizen, te verherbergen; dat is, uit dit leven te scheiden; ene gelijkenis, genomen van degenen, die uit ene herberg scheiden, om hunne reis naar hun vaderland voort te zetten of ook die naar een ander land of plaats te scheep willen reizen, het touw van het schip losmaken om de reis aan te nemen. Zie dergelijke 2 Tim. 4:6. 2Ti 4.6 73) met Christus Namelijk in den hemel, met mijne ziel, die zij niet kunnen doden. Zie Matth. 10:28; Luk. 23:43. Mt 10.28 Lu 23.43 74) zeer verre het beste. Grieks veel meer beter; namelijk voor mij. Zie Ps. 16:11; Rom. 8:18. Ps 16.11 Ro 8.18 75) in het vlees Dat is, in dit lichamelijke leven. Zie Filipp. 1:22. Php 1.22 76) om uwentwil. Namelijk om u en andere gemeenten in het geloof te versterken, en nog vele anderen voor Christus te winnen. 77) dit vertrouw Sommige oude leraars menen dat de apostel dat zekerlijk wist uit een bijzondere openbaring Gods, [gelijk Hand. 23:11;] dat hij in deze eerste gevangenis niet zou omgebracht worden, en dat hij, vrijgelaten zijnde, daarna in Azi, Syri, Griekenland en elders, nog wel tien jaren zou gepredikt hebben, en daarna wederom te Rome gevangen en omgebracht zijn. Maar dat is onzeker, en het blijkt Filip. 2:17, dat hij dit zegt niet van een zekere wetenschap, door goddelijke openbaring, maar van een waarschijnlijke gissing en hoop uit al de omstandigheden der zaak, dat hij in deze eerste verantwoording niet zou ter dood veroordeeld worden, hetwelk ook is geschied, gelijk uit de brieven, daarna in zijne banden geschreven, kan blijken. In zijn tweede verantwoording verklaart hij, dat de tijd zijner ontbinding nabij was; 2 Tim. 4:6,16. Ac 23.11 Php 2.17 2Ti 4.6,16 78) blijven, en Namelijk in het leven. 79) met u allen Dat is, tot u Filippensen nog zal komen, en ene wijze bij u verblijven. 80) tot uw bevordering Dat is, om met mijne leringen en predikatin u meer en meer in kennis en godzaligheid te doen toenemen. 81) des geloofs. Dat is, spruitende uit het geloof, of, die ontstaan zal om de vermeerdering uws geloofs. 82) uw roem in Christus Namelijk dat gij van mij, een apostel van Christus, tot het geloof bekeerd en daarin versterkt zijt. 83) aan mij, door Grieks in mij; namelijk als gij door uwe gebeden mijne verlossing zult verkregen hebben. 84) mijn tegenwoordigheid Namelijk die ik hoop dat de Heere geven zal. 85) wandelt Of, draagt u. Het Griekse woord betekent, als een goed burger zich behoorlijk in zijne stad gedragen, zijnen omgang en wandel stellen. Zie ook Filipp. 3:20. Php 3.20 86) waardiglijk het Dat is, gelijk betaamt dengenen, die de leer des Evangelies hebben geleerd en aangenomen. Zie Ef. 4:1; 1 Thess. 2:12. Eph 4.1 1Th 2.12 87) een gemoed Grieks ziel. Zie Hand. 4:32. Door den geest wordt betekend het verstand, en door de ziel de wil en genegenheid. Of, het ene kan ene verklaring zijn van het andere. Anderen verstaan door dit woord geest den Heiligen Geest. Ac 4.32 88) die tegenstaan; Dat is, die f met valse leer, f met zware vervolgingen en dreigementen zich stellen tegen de leer van Christus, om die te verdelen. 89) hun wel Namelijk den vervolgers en valsen leraars. 90) een bewijs is Dat is, een zeker teken dat zij ten verderve lopen. Zie 2 Thess. 1:5. 2Th 1.5 91) u der zaligheid, Namelijk gelovigen, die u noch door valse leer laat verleiden, noch door vrees van vervolgingen verschrikken, om van het ware geloof af te wijken. 92) van God. Dat doet hij daarbij, opdat zij niet zouden menen dat hunne standvastigheid een verdienende oorzaak zou zijn der zaligheid, en opdat zij zouden weten dat deze standvastigheid niet van henzelven, maar van God komt, gelijk in Filipp. 1:29 verklaard wordt. Php 1.29 93) uit genade Of, geschonken om Christus' wil. Zie Ef. 2:8. Eph 2.8 94) Hem te geloven, Namelijk Christus. 95) voor Hem Dat is, om Zijnentwil; om Zijne leer en zaken wil. 96) te lijden; Om Christus' wil verdrukkingen en vervolgingen onderworpen te zijn, en die lijdzaam te verdragen en overwinnen; Matth. 5:12; Hand. 5:41. Mt 5.12 Ac 5.41 97) hebbende, Namelijk te strijden en uit te staan. 98) in mij gezien Namelijk als ik bij u was. Zie hiervan Hand. 16:19, enz. Ac 16.19 99) nu in mij hoort. Namelijk uit de geruchten, wat ik hier te Rome dagelijks te lijden heb in mijne banden.
Copyright information for
DutKant