‏ Philippians 3:20

84) onze wandel

Of, burgerschap, dat is, burgerlijke verkering en wijze van leven der rechte Christenen. Zie Filipp. 1:27.

Php 1.27

85) is in de hemelen,

Dat is, zodanig, dat zij altijd trachten niet naar aardse dingen, maar naar hemelse, en naar de heerlijkheid, die in de hemelen is weggelegd. Zie Col. 3:1,2.

Col 3.1,2

86) waaruit wij

Grieks uit welke; namelijk plaats der hemelen. Zie dergelijke Matth. 2:9.

Mt 2.9

87) verwachten,

Namelijk om te komen oordelen de levenden en de doden; Hand. 1:11.

Ac 1.11

‏ Colossians 3:1-2

1) gij dan met Christus

Dit besluit ziet op Col. 2:12,14, waar Paulus getuigd had dat wij door den doop met Christus begraven en opgewekt zijn, om te bewijzen dat wij noch de ceremoni‰n der wet, noch de leer der filosofie, noch de menselijke inzettingen nodig hebben. Waaruit hij ook nu deze vermaningen trekt; zie de aantekeningen op Col. 2:12,14.

Col 2.12,14,12,14

2) die boven zijn,

Dat is, de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid, waarvan Christus in den hemel het bezit ingenomen heeft, mitsgaders de geestelijke gaven tot de zaligheid nodig, die Christus aan de rechterhand Zijns Vaders aan Zijne gemeente mededeelt, gelijk Hand. 2:33; Ef. 4:8, enz. verklaard wordt.

Ac 2.33 Eph 4.8
3) Bedenkt de dingen

Dat is, bevroedt die en tracht daarnaar, gelijk dit woord ook elders wordt genomen; Rom. 8:5.

Ro 8.5

4) die op de aarde zijn.

Dat is, aardse en vergankelijke dingen, Filipp. 3:19; of menselijke en aardse inzettingen, die met het gebruik vergaan, waarvan hij tevoren ook had gesproken.

Php 3.19
Copyright information for DutKant