Proverbs 11:25

68) De zegenende

Hebreeuws, de ziel der zegening; dat is, die met weldoen een zegen is voor andere mensen. Zie boven Spreuk. 11:11.

Pr 11.11

69) vet gemaakt

Dat is, meer gezegend worden en gans welvaren. Zie dezelfde manier van spreken onder Spreuk. 13:4, en Spreuk. 15:30, en Spreuk. 28:25.

Pr 13.4 15.30 28.25

70) die bevochtigt,

Dat is, die den armen rijkelijk mededeelt; gelijk men een dorre aarde met water bevochtigt.

71) zelf

Dat is, overvloediglijk met Gods zegen overgoten worden, en zo bevochtigd zijn alsof hij zelf ook een regen ware, waardoor hij ook meer middel zal krijgen om in het weldoen voort te varen.

Copyright information for DutKant