Proverbs 12:2
3) goede Dat is, die tot het goede genegen is en het doet. 4) een welgevallen Zie boven, Spreuk. 8:35. Pr 8.35 5) van Dat is, die boosheid verzint en voorneemt in zijn hart, of ook metterdaad uitvoert. Vergelijk Ps. 5:7. Ps 5.6 6) schandelijke Het Hebreeuwse woord is hier in het kwade genomen. Zie van hetzelve Job 21:27; idem vergelijk onder Spreuk. 14:17. Job 21.27 Pr 14.17 7) Hij Namelijk, de Heere. 8) verdoemen. Dat is, verklaren goddeloos te zijn en strafwaardig. Zie van het Hebreeuwse woord Deut. 25:1, en Job 10:2. De 25.1 Job 10.2 Proverbs 18:22
60) vrouw Te weten, een goede en godvrezende. Het woord goede moet men uit het volgende verstaan. Alzo onder Spreuk. 22:1, naam voor goede naam, idem Spreuk. 24:6, raadgevers voor goede raadgevers, en daar Spreuk. 24:20, beloning voor goede beloning, en Spreuk. 29:4 een koning voor een goed en wijs koning. Pr 22.1 24.6,20 29.4 61) getrokken Dat is, verkregen. Zie boven Spreuk. 8:35, en Spreuk. 12:2. Pr 8.35 12.2
Copyright information for
DutKant