Psalms 118:22

32) steen, [dien] de

Versta door dezen steen vooreerst David, die een tijdlang van de vorsten in Isra‰l en de voornaamsten des rijks is veracht en verworpen geweest, doch de Heere heeft hem evenwel nog eindelijk tot het koninkrijk veheven, om het te regeren en als de hoeksteen van hetzelve te zijn; daarna moet het van Christus, wiens voorbeeld David geweest is, voornamelijk verstaan worden, welken de overpriesters, schriftgeleerden en oversten des volks, die als bouwlieden over de kerk Gods gesteld waren, verworpen, vervolgd en gedood hebben; doch God heeft hem als een hoofd en fondament over zijne kerk verordineerd en gesteld, die het gebouw van het huis samenbindt en bevestigt.

Matthew 21:42

42) De steen,

Deze steen is Christus, 1 Petr. 2:4, welke de bouwlieden, dat is de schriftgeleerden en overpriesters, verworpen hebben.

1Pe 2.4

43) verworpen hebben,

Grieks, afgekeurd.

44) hoofd des hoeks;

Dat is, de uiterste hoeksteen, op welke twee muren vast staan en aan elkander gehecht worden, namelijk de gemeente uit de Joden en heidenen bijeengebracht. Zie Ef. 2:13,20 en 1 Petr. 2:7,8.

Eph 2.13,20 1Pe 2.7,8
Copyright information for DutKant