Psalms 122:1-4

1) lied Hamma„loth,

Zie Ps. 120:1.

Ps 120.1

2) in het huis

Dat is, tot de plaats in de stad van David, waar de ark was; 1 Kron. 16:1.

1Ch 16.1
3) zijn staande in

Dat is, mogen staan; wij behoeven nu voortaan niet te reizen van de ene plaats tot de andere, geijk geschied is ten tijde toen de ark des verbonds geen zekere plaats had, wij zullen haar nu steeds te Juruzalem bij ons hebben.

4) als een stad,

Dat is, als ene stad, die wel geordend en volmaakt is, hetzij men aanzie de gebouwen, 2 Sam. 5:9, en 1 Kron. 11:8; hetzij men de politie of religie aanzie; Ef. 2:21,22.

2Sa 5.9 1Ch 11.8 Eph 2.21,22
5) de stammen

Te weten, de twaalf stammen der Isra‰lieten, wiens God de Heere is.

6) opgaan, de stammen

Te weten, op de jaarfeesten, volgens het bevel Gods in zijne wet voorgeschreven; Exod. 23:17; Deut. 16:16,17.

Ex 23.17 De 16.16,17

7) [tot] de getuigenis

Te weten, tot de ark des verbonds, in welke de getuigenis, dat is, de tafelen der wet lag; Exod. 25:21,22.

Ex 25.21,22

8) Isra‰ls,

Dat is, die het volk Isra‰l van God gegeven is.

Psalms 132:13-14

36) Sion verkoren,

Dat is, de stad Jeruzalem, die op den berg Zion gebouwd is. Deze stad heeft de Heere verkoren, dat zijn heilige godsdienst in dezelve zou bevestigd worden.

37) heb ze begeerd.

Te weten, deze zitplaatsen, of woning, te weten, Jeruzalem, of Zion.

Copyright information for DutKant